B2A Nederlands Over Taal Blok 2

OVER TAAL
Herhaling Blok 1
Uitleg Blok 2: blz. 80 t/m 85
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

OVER TAAL
Herhaling Blok 1
Uitleg Blok 2: blz. 80 t/m 85

Slide 1 - Slide

Wat zijn schooltaalwoorden?

Slide 2 - Open question

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
driftig
B
beweren
C
opscheppen
D
lelijk

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
boterham
B
moeilijk
C
netjes
D
selecteren

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het schooltaalwoord: beoordelen?
A
zeggen wat je van iets of iemand vindt
B
bij elkaar doen
C
kiezen
D
gaan over

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het schooltaalwoord: beweren?
A
bij elkaar doen
B
verdelen
C
zeggen dat iets zo is
D
overgaan

Slide 6 - Quiz

Wat zijn synoniemen?

Slide 7 - Open question

timer
0:30
Noem een of meerdere synoniemen van het woord: smerig

Slide 8 - Mind map

timer
0:30
Noem een of meerdere synoniemen van het woord: mooi

Slide 9 - Mind map

Een mail aan een docent begin je met de aanhef: Beste mevrouw/heer,
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 10 - Quiz

Wat is een samenstelling?

Slide 11 - Open question

Welk woord bestaat uit twee woorden?
A
Papiertje
B
Computer
C
Kunststof
D
Stoffig

Slide 12 - Quiz

Welk woord bestaat uit twee of meer woorden?
A
Schaduwen
B
Liplezen
C
Kookpunt
D
Bouwplaats

Slide 13 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 14 - Open question

Wat betekent 'aanbieden?'
A
geven
B
krijgen
C
je mening geven
D
begrijpen

Slide 15 - Quiz

Wat is beoordelen?
A
bekijken
B
beoordelen
C
zeggen wat je van iets of iemand vindt
D
nadenken

Slide 16 - Quiz

Wat is het synoniem van 'vlug'?
A
snel
B
meteen
C
direct
D
smerig

Slide 17 - Quiz

Wat is het synoniem van 'direct'?
A
meteen
B
vlug
C
sterk
D
heel snel

Slide 18 - Quiz

Wat is een 'hoogwerker'?
A
iemand die hoog werkt, een soort piloot
B
een hoge hijskraan
C
een groot apparaat
D
een hoge trap

Slide 19 - Quiz

Uit welke woorden bestaat deze samenstelling:
kunstschaats

Slide 20 - Open question

Uit welke woorden bestaat de samenstelling: muziekvraag

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Video

Letterlijk - Figuurlijk
Letterlijk: als woorden precies vertellen wat je bedoelt. 
Figuurlijk: woorden hebben een andere betekenis dan eigenlijk bedoeld is. 


Slide 23 - Slide

Uitdrukkingen zijn figuurlijk

Slide 24 - Slide

Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 25 - Quiz

Maak de opdrachten op bladzijde 1 en 2
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 26 - Quiz

Hij vat de koe bij de hoorns.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quiz

Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
figuurlijk

Slide 28 - Quiz

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 29 - Quiz

Maken
Maak de opdrachten van Over Taal Blok 2:
opdracht 1 t/m 10

Slide 30 - Slide