Zo had het moeten zijn.
En zo was het ook, tot op zekere hoogte.
Ik was inderdaad doodsbang.
Ik voelde me inderdaad ongelooflijk voor paal staan.
Ik was inderdaad afgedropen.
Maar er speelde nog iets mee… iets wat me niet wilde loslaten. Het had te maken met de aanraking van haar vingers.
Ik voelde die aanraking nog steeds.
Candy’s aanraking. Hij was diep in het geheugen van mijn huid geprent: warm, koud, opzwepend, eeuwig, de aanraking van een ander. Het gevoel was opwindend, tintelend, bedwelmend. Terwijl ik liep, keek ik onwillekeurig steeds naar mijn vingertoppen, naar de lussen en contouren, op zoek naar de plaats waar ze me precies had aangeraakt. Ik wilde alsmaar aan mijn hand voelen, om de herinnering te betasten, maar ik was bang dat ik het gevoel dan misschien zou uitwissen…
En dat was nog maar het begin.
Kevin Brooks, Candy. De Harmonie, Amsterdam 2005