Alle spullen heb je bij je: Rekenmachine, pen, potlood, A4 ruitjesschrift, werkboek, etc.
(Telefoon alleen als ik het aangeef. Anders onzichtbaar. Zie ik hem? Dan mag je het op mijn bureau leggen.)
(Jas in de kluis, Geen pet, geen capuchon, geen borstel, geen oortjes.
Tijdens een uitleg of stilte moment, praat je niet. Tijdens het zelfstandig werken mag je overleggen.)
(Niet zonder te vragen lopen door de klas.)