Hoofdstuktoets op 3 oktober gaat over de paragrafen
- 1.3 Lezen
- 1.5 Woorden
- 1.7 Grammatica
- 1.8 Spelling
Slide 2 - Slide
1.8 Spelling
Leerdoel
In deze paragraaf leer je
hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
acht dicteewoorden.
Slide 3 - Slide
1.8 Spelling
Leerdoelen vandaag oefenen
Dicteewoordjes
Leestekens aan het begin en het eind van een zin.
De PV vinden door de zin in een andere tijd te zetten (tijdproef)
Slide 4 - Slide
1.8 Spelling
Leerdoelen vandaag
herhalen persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd
wanneer je leestekens gebruikt aan het begin en het eind van een zin.
Slide 5 - Slide
1.8 Spelling
Oefenen dicteewoordjes op blz. 58
Schrijf de betekenis op
Zet een kruisje onder 'werkwoord' wanneer het woord een werkwoord is.
Slide 6 - Slide
1.8 Spelling
Maken of nakijken opgave 6 blz. 56
Slide 7 - Slide
Wat betekent?
applaudiseren
in je handen klappen
het is een werkwoord
Slide 8 - Slide
Wat betekent?
de carrière
de loopbaan
Slide 9 - Slide
Wat betekent?
het compliment
zeggen dat je iets goed kunt
Slide 10 - Slide
Wat betekent?
noteren
opschrijven
het is een werkwoord
Slide 11 - Slide
Wat betekent?
origineel
apart
Slide 12 - Slide
Wat betekent?
de paragraaf
een deel van een hoofdstuk
Slide 13 - Slide
Wat betekent?
populair
geliefd
Slide 14 - Slide
Wat betekent?
zelfverzekerd
met veel vertrouwen
Slide 15 - Slide
de 8 dicteewoordjes
thuis oefenen
je krijgt op detoetst een dictee met 4 woordjes
Slide 16 - Slide
1.8 Spelling
Je krijgt nu een werkblad met de 2 opdrachten.
Bij opdracht 1 ga je de hoofdletters en de leestekens op de goede plek zetten.
Bij opdracht 2 ga je oefenen met de pv via de tijdproef. Kijk naar het voorbeeld: - Mieke rijdt graag paard (tt) - Mieke reed graag paard (vt) - De pv is rijdt (dit is het enige woord dat veranderd is)
Werk hier rustig aan
Slide 17 - Slide
1.8 Spelling
Vandaag
geoefend met dicteewoordjes, hoofdletters en leestekens en pv vinden (tijdproef)