17.5 Genregulatie

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie
Voorkennisvragen
1. Heeft elke cel in het menselijk lichaam hetzelfde DNA?
2. Waaruit bestaan chromosomen?
3. Waar bindt de RNA polymerase aan het DNA bij de transcriptie?
4. Waarom kan 1 stuk DNA coderen voor verschillende eiwitten?
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 52 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie
Voorkennisvragen
1. Heeft elke cel in het menselijk lichaam hetzelfde DNA?
2. Waaruit bestaan chromosomen?
3. Waar bindt de RNA polymerase aan het DNA bij de transcriptie?
4. Waarom kan 1 stuk DNA coderen voor verschillende eiwitten?

Slide 1 - Slide

Genetische modificatie

Slide 2 - Slide

Genetische modificatie 
                                        BINAS 71M1

Slide 3 - Slide

Genetische modificatie

Slide 4 - Slide

Genetische modificatie

Slide 5 - Slide

Genetische modificatie

Slide 6 - Slide

Doel 17.5
☐ Je kunt beschrijven hoe prokaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.
☐ Je kunt beschrijven hoe eukaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.


Slide 7 - Slide

Genexpressie
Genexpressie: welke genen staan aan/uit in welke cel -> welke eiwitten worden gemaakt in welke cel.

Genen activeren/silencen.

Bepaalt de celdifferentiatie/celspecialisatie.
Bepaalt welke eigenschappen tot uiting komen.


Slide 8 - Slide

Genexpressie regelen:

-> Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur wijzigen
  • DNA-structuur wijzigen
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
-> Regelen van translatie

Slide 9 - Slide

Voorwaarde transcriptie:





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 10 - Slide

Genexpressie regelen:

Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 11 - Slide

Chromatinestructuur
DNA (1 molecuul is bijna 2
meter lang) zit met eiwitten 
(histonen) opgekruld tot een
chromatinedraad.

Goed kijken naar tabel
70A.

Slide 12 - Slide

Spiralisatie
Donkere plekken in de kern:
sterk gespiraliseerd DNA 
= heterochromatine


 nucleolus (kernlichaampje)

Slide 13 - Slide

Spiralisatie

heterochromatine
-> geen transcriptie want 
RNA-polymerase kan niet
binden


Slide 14 - Slide

Spiralisatie
Lichte plekken in de kern:
weinig gespiraliseerd DNA
= euchromatine
-> wel transcriptie want 
RNA-polymerase kan wel 
binden

Slide 15 - Slide

Spiralisatie
De mate van 
spiralisatie wordt 
bepaald door de 
histonen aan te 
passen.

Slide 16 - Slide

Methylering en acetylering histonen





Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie.

Slide 17 - Slide

Methylering en acetylering histonen





Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie.

Slide 18 - Slide

Spiralisatie
Methylering en 
acetylering
in tabel 70A

Slide 19 - Slide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 20 - Slide

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transciptie

Slide 21 - Slide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 22 - Slide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt bij de DNA replicatie meegenomen dus erft het kind het methyleringspatroon van de ouders -> eigenschappen van een kind zijn deels beïnvloed door de milieufactoren van de ouders.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Epigenetica
Het methyleren/acetyleren van histonen en het methyleren van DNA zijn voorbeelden van epigenetica

De genexpressie (en dus eigenschap van een individu) wordt dan beïnvloed door wijzigingen in het chromatine (DNA + eiwitten) zonder dat de nucleotidevolgorde verandert. 


Slide 25 - Slide

Epigenetica
Deze wijzigingen zijn deels overerfbaar, dit komt doordat de methylering van DNA bij de DNA-replicatie kan worden overgenomen.

Genomische imprinting: als de eigenschappen van een kind recessief zijn doordat het dominante gen is uitgeschakeld door epigenetische factoren.


Slide 26 - Slide

Aan de slag 
Lezen blz. 30-32 

Leestip: Stop na elke 4-5 regels even met lezen en vraag jezelf af wat je net hebt gelezen. Je bent totaal iets langer bezig met lezen,  maar het zorgt ervoor dat je het veel beter onthoudt en dus op de lange termijn veeel effectiever. 

Na het lezen: 
Maken 17.5 opdrachten  51 t/m 54

Slide 27 - Slide

Les 2 Genregulatie bij pro- en eukaryoten
Reflectievragen vorige les:
1. Hoe kan de cel de genexpressie regelen?
2. Welke van onderstaande modificaties zorgt voor het despiraliseren van het chromatine:
A. Acetylering van histonen
B. Methylering van histonen
C. Methylering van DNA
3. Welke epigenetische modificatie is overerfbaar?
A. Acetylering van histonen
B. Methylering van histonen
C. Methylering van DNA
4. Hoe noemen we sterk gespiraliseerd DNA?

Slide 28 - Slide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 29 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten
Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)
- in afwezigheid van lactose staat het gen uit
- in aanwezigheid van lactose staat het gen aan

Slide 30 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Structuurgenen coderen voor de eiwitten die lactose kunnen verteren


Slide 31 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Regulatorgen codeert voor een repressoreiwit


Slide 32 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Repressoreiwit bindt aan de operator van de structuurgenen en voorkomt de binding van RNA polymerase aan de promotor.


Slide 33 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose aan het respressoreiwit en inactiveert het -> het laat los.



Slide 34 - Slide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Zonder repressoreiwit kan RNA polymerase binden aan de promotor en worden de structuurgenen afgelezen.



Slide 35 - Slide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 36 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Luister naar de uitleg en kijk mee in de BINAS.
Meeschrijven hoeft niet, alle termen staan in de BINAS.
Zorg dat je het begrijpt.



Slide 37 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Regulatorgenen coderen voor eitwitten die  de binding van RNA-polymerase aan de promotor van het gen regelen.
Sommige eiwitten zijn noodzakelijk voor de binding van RNA polymerase aan de promotor (voor elk gen hetzelfde)
Sommige eiwitten stimuleren de binding van RNA polymerase -  activatoreiwitten (gen specifiek)
Sommige eiwitten blokkeren de binding van RNA polymerase - repressoreiwitten (gen specifiek)



Slide 38 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x






Voorwaarde voor transcriptie: vorming van het transcriptiecomplex.

Slide 39 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)

Slide 40 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende 
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)


Slide 41 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek) - binden aan enhancer DNA (soms ver van het gen)



Slide 42 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek) - binden aan silencer DNA (soms ver van het gen)




Slide 43 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)




Slide 44 - Slide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden. 




Slide 45 - Slide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 46 - Slide

Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.

Slide 47 - Slide

Regeling
translatie

Translatie kan pas 
beginnen na het 
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart). Door dit proces te remmen met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.

Slide 48 - Slide

Regeling translatie
micro RNA - kleine stukjes RNA - is complementair aan mRNA en kan hier aan binden. Daardoor kan het mRNA niet worden afgelezen (Hoofdstuk 18).

Slide 49 - Slide

Aan de slag
17.5 Opdracht 40 t/m 50


Slide 50 - Slide

Doel 17.5
☐ Je kunt beschrijven hoe prokaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.
☐ Je kunt beschrijven hoe eukaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.

Slide 51 - Slide

Juist of onjuist

Slide 52 - Slide