Taalverzorging H5 mavo 1

Welkom! 
Herhaling 'Taalverzorging H5'
- Bijvoeglijk naamwoord
- Verwijswoorden
- De verleden tijd van zwakke werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 
Herhaling 'Taalverzorging H5'
- Bijvoeglijk naamwoord
- Verwijswoorden
- De verleden tijd van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord


zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Slide

Noteer zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden bij het zelfstandig naamwoord 'konijn'

Slide 3 - Mind map

Leg uit wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.

Slide 4 - Open question

Verwijswoorden
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt

Bijvoorbeeld: 
1. Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.
2. Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.

Slide 5 - Slide

Het smoesje .... je verzonnen hebt, gelooft hij nooit.
A
die
B
dat
C
deze

Slide 6 - Quiz

De regering heeft haar zin gekregen: de bezuinigingen op het onderwijs gaan door.

Waar verwijst het verwijswoord 'haar' in deze zin naar?

Slide 7 - Open question

Gisteren kon de bevolking de president kiezen die ... graag wil hebben.
A
hun
B
hij
C
ze
D
het

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd van zwakke werkwoorden
- Bij sterke werkwoorden verandert de klank
lopen-liep, zwemmen-zwom
Bij zwakke werkwoorden verandert de klank niet
hopen- hoopte, blaffen-blafte, printen-printte

Zit er al een -t of -d in de stam? Dan schrijf je het in de verleden tijd met dubbel -t of dubbel -d. Gebruik 't kofschip!

Slide 9 - Slide

Dus...
- Gisteren bereidde Marianne een heerlijke maaltijd. 
- Jij vergiste je toen toch ook weleens?

De stam van bereiden = ik bereid
De stam van vergissen = ik vergis

Slide 10 - Slide

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd.

De politie ... (vermoeden) dat er sprake was van een misdrijf.
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedt
D
vermoed

Slide 11 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd.

Mijn vader ... (juichen) hard toen AJAX scoorde.

A
juichte
B
juichde
C
juichtte
D
juichdde

Slide 12 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd.

Wij ... (horen) het goede nieuws gisteren.
A
hoorde
B
hoorden
C
horde
D
horden

Slide 13 - Quiz