9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen + 9.3 Een slecht oplosbaar zout maken (Verkorte les)

9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen + 9.3 Een slecht oplosbaar zout maken (Verkorte les)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen + 9.3 Een slecht oplosbaar zout maken (Verkorte les)

Slide 1 - Slide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Oplosbaarheidstabel
15 min
-Neerslagreacties
15 min

Slide 2 - Slide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen + 9.3 Een slecht oplosbaar zout maken

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Slide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt als je twee zoutoplossingen bij elkaar voegt.
  • Je kunt een neerslagvergelijking opstellen als twee zoutoplossingen samen een slecht oplosbaar zout vormen.
  • Je kunt de tribune-ionen aangeven bij een neerslagvergelijking.
  • Je kunt benoemen welke twee zoutoplossingen je kunt kiezen om een slecht oplosbaar zout te bereiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je een slecht oplosbaar zout uit een mengsel kunt halen.
  • Je kunt de processen uitleggen die in een blokschema staan.

Slide 5 - Slide

Zoutoplossingen mengen
Stel je hebt 2 verschillende zouten. Deze zijn allebei, los van elkaar, goed opgelost in water. Hierdoor zweven de ionen dus vrij rond in het water.

Wanneer je 2 zoutoplossingen met elkaar gaat combineren kunnen er 2 dingen ontstaan:
  • Oplossing
  • Suspensie

Hoe komt dit?


Slide 6 - Slide

Waarom ontstaat soms een oplossing en soms een suspensie wanneer 2 zoutoplossingen worden gecombineerd?

Slide 7 - Open question

Oplosbaarheidstabel
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst leren wat een oplosbaarheidstabel is.

Een oplosbaarheidstabel is een miniatuur versie van Tabel 35 in de Binas, maar dan alleen voor de ionen die in je zouten zitten.

2 voorbeelden van een oplosbaarheidstabel zie je hiernaast.

Slide 8 - Slide

Een oplossing van natriumcarbonaat en een oplossing van calciumchloride worden samengebracht. Maak een oplosbaarheidstabel op papier.
A
Gedaan!

Slide 9 - Quiz

Oplossing
Er ontstaat een oplossing wanneer de 2 zoutoplossingen, alleen maar 'g' hebben in de oplosbaarheidstabel.

Neem als voorbeeld de zouten NaCl en KNO3.

Slide 10 - Slide

Suspensie
Er ontstaat een suspensie wanneer de 2 zoutoplossingen, minimaal 1 's' hebben in de oplosbaarheidstabel.

Neem als voorbeeld de zouten NaCOen CaCl2.

Slide 11 - Slide

Neerslag
De 2 ionen die samen de 's' maken volgens de oplosbaarheidstabel, gaan met elkaar een neerslagreactie starten!


De stof die dus ontstaat heet de neerslag.

De ionen die achterblijven in het water (Na+ en Cl-) heten tribune-ionen.

Slide 12 - Slide

De zoutoplossingen van bariumhydroxide en natriumcarbonaat worden samengevoegd. Maak een oplosbaarheidstabel op papier en geef aan welke 2 ionen samen gaan neerslaan.
A
Barium en hydroxide
B
Barium en carbonaat
C
Natrium en carbonaat
D
Natrium en hydroxide

Slide 13 - Quiz

Geef de neerslagvergelijking tussen en
Ba2+
CO32

Slide 14 - Open question

Omgekeerd
Je kan ook omgekeerd werken.

Je weet dat 2 ionen samen een slecht oplosbaar zout maken. Welke zoutoplossingen heb je daarvoor nodig?

Stel je wilt het zout loodsulfide (PbS) maken.
Dan kan je de zoutoplossingen van loodnitraat
en kaliumsulfide gebruiken
NO32-
S2-
Pb2+
g
s
K+
g
g

Slide 15 - Slide

Welke 2 zoutoplossingen kan je gebruiken om het zout koperfosfaat te maken?

Slide 16 - Open question

Blokschema
Blokschema = schematische weergave van een productieproces.






Blokschema heeft 2 vereisten:
Blokken, hierin staat wat er in dat blok gebeurt. (vaak een scheiding of reactie)
Input pijlen en output pijlen, hierin staat wat er in en uit de blokken gaat.

Slide 17 - Slide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 9 Paragraaf 2:
1 t/m 13

Hoofdstuk 9 Paragraaf 3:
1, 3 t/m 6, 8, 9, 10

Slide 18 - Slide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 19 - Slide