Je kunt aan de hand van de pH uitleggen of een oplossing zuur,
neutraal of basisch is.
Je kunt uitleggen hoe je verschillende indicatoren gebruikt om de zuurgraad van een oplossing te bepalen.
Slide 7 - Slide
Vraag op de toets
Met welke indicator kun je de pH van een oplossing bepalen?
Slide 8 - Slide
10.2 - De eigenschappen van zuren
Je kunt vier algemene eigenschappen van zure oplossingen beschrijven.
Je kunt vier bekende zuren en hun bijbehorende formule noemen.
Je kunt beschrijven hoe zure stoffen oplossen in water en dit in een reactievergelijking noteren.
Slide 9 - Slide
10.2 - De eigenschappen van zuren
Je kunt vier bekende zuren en hun bijbehorende formule noemen.
Slide 10 - Slide
Zuren - Kan H+ afstaan
Naam
Formule
Komt voor in
Zoutzuur
HCl
Maagsap
Zwavelzuur
H2SO4
Accuzuur
Salperterzuur
HNO3
Zure regen
Azijnzuur
HAc
Azijn
Slide 11 - Slide
Zure oplossingen ('verdund' zuur)
Slide 12 - Slide
Vraag op de toets
Geef de formule van de negatieve ionsoort in azijn.
Slide 13 - Slide
10.3 - De eigenschappen van basen
Je kunt vier algemene eigenschappen van basische oplossingen beschrijven.
Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.
Je kunt vier basen en de bijbehorende formule geven.
Je kunt het verschil uitleggen tussen ammonia en ammoniak.
Slide 14 - Slide
Base - Kan H+ opnemen
Naam
Formule
Komt voor in
Hydroxideion
OH-
Gootsteenontstopper
Oxide ion
O2-
Ijzerroest
Carbonaat-ion
CO32-
Soda, Kalksteen
Ammoniak
NH3
Ammonia
Slide 15 - Slide
10.3 - De eigenschappen van basen
Basen zijn vaak zouten die als ze in contact komen met een zuur, of als ze oplossen in water gaan splitsen in ionen
vb: het hydroxide-ion - OH-
NaOH, KOH, AgOH
Als dit zout wordt opgelost of in aanraking komt met een zure oplossing komt het basische deeltje vrij
Slide 16 - Slide
Vraag op de toets
Er zijn 2 basische oplossingen natronloog van 250 ml
Oplossing 1 heeft een pH van 10
Oplossing 2 heeft een pH van 13
Welke oplossing heeft de hoogste concentratie natronloog? Leg uit hoe je dit weet
Slide 17 - Slide
10.4 - Zuur-base reactie
Je kunt uitleggen hoe een zuur en een base zich gedragen bij een
zuur-basereactie.
Je kunt de reactievergelijkingen van een aantal zuur-basereacties
opstellen.
Slide 18 - Slide
Zuur/base reacties
H+(aq) + OH- (aq) --> H2O
2H+(aq) + O2- (aq) --> H2O
2H+(aq) + CO32- (aq) --> H2O + CO2
H+(aq) + NH3 (aq) --> NH4+
Slide 19 - Slide
Vraag op de toets
Geef de reactievergelijking die in je plaats vindt als natronloog (zie T42) in aanraking komt met een salpeterzuuroplossing. Noteer ook de toestandsaanduidingen.
Slide 20 - Slide
9.1 - oplossen en indampen
Je kunt de belangrijkste eigenschappen van zouten benoemen
Je kunt een oplosbaarheidstabel begrijpen en aflezen.
Je kunt benoemen bij welke ionen een zout altijd goed oplosbaar is.
Je kunt een oplosvergelijking en een indampvergelijking opstellen.
Slide 21 - Slide
9.1 - oplossen en indampen
Ionen die altijd goed oplosbaar zijn:
Slide 22 - Slide
9.1 - oplossen en indampen
Oplos- en indampvergelijking:
Slide 23 - Slide
9.1 - oplossen en indampen
Geef aan of de volgende zouten goed, slecht of matig oplossen
En noteer de formule van het zout
- Magnesiumcarbonaat
- Ammoniumfosfaat
- zilvernitraat
Slide 24 - Slide
9.2 - zoutoplossingen
Je kunt beschrijven wat er gebeurt als je twee zoutoplossingen bij
elkaar voegt.
Je kunt een neerslagvergelijking opstellen als twee zoutoplossingen
samen een slecht oplosbaar zout vormen.
Je kunt de tribune-ionen aangeven bij een neerslagvergelijking.
Slide 25 - Slide
9.2 - zoutoplossingen
Je kunt beschrijven wat er gebeurt als je twee zoutoplossingen bij
elkaar voegt.
Slide 26 - Slide
9.2 - zoutoplossingen
Je hebt een reageerbuis met een oplossing van MgCl2.
Aan de inhoud van de buis voeg je een oplossing van AgNO3 toe.
Geef de naam van het soort oplossing dat ontstaat in de reageerbuis
Slide 27 - Slide
9.2 - zoutoplossingen
Je hebt een reageerbuis met een oplossing van MgCl2.
Aan de inhoud van de buis voeg je een oplossing van AgNO3 toe.
Noteer de neerslagsreactie met toestandsaanduiding en geef aan wat de tribune-ionen zijn.
Slide 28 - Slide
9.3 - Een zout maken
Je kunt benoemen welke twee zoutoplossingen je kunt kiezen om een
slecht oplosbaar zout te bereiden.
Je kunt beschrijven hoe je een slecht oplosbaar zout uit een mengsel
kunt halen.
Je kunt de processen uitleggen die in een blokschema staan.
Slide 29 - Slide
9.3 - Een zout maken
Je kunt benoemen welke twee zoutoplossingen je kunt kiezen om een
slecht oplosbaar zout te bereiden.
Slide 30 - Slide
9.3 - Een zout maken
Je kunt beschrijven hoe je een slecht oplosbaar zout uit een mengsel
kunt halen.
Slide 31 - Slide
9.3 - Een zout maken
Je kunt de processen uitleggen die in een blokschema staan.
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
9.4 - ionen verwijderen
Je kunt een aantal ionen van zware metalen noemen.
- Cadmium, Lood, Kwik (als je het niet meer weet noem dan metalen uit het periodiek systeem met een hoge atoommassa)
- Je kunt een geschikte oplossing kiezen om één specifieke ion soort uit
een oplossing te verwijderen.
Slide 34 - Slide
9.4 - ionen verwijderen
- Je kunt een geschikte oplossing kiezen om één specifieke ion soort uit
een oplossing te verwijderen.
Slide 35 - Slide
Vraag op de toets
Welke zout-oplossing kan ik gebruiken om kwik-ionen uit mijn oplossing te verwijderen?
Slide 36 - Slide
Herhalen van H9
9.5 - Water winnen
Blokschema waterwinnen
Water ontharden
MAC - waarde en DH
Slide 37 - Slide
Vraag op de toets
Om magnesium-ionen te verwijderen, kun je een ionenwisselaar gebruiken.
Welk proces vindt er plaats in de ionenwisselaar?
Slide 38 - Slide
Herhalen van H9
9.6 - Een zout herkennen
Stofeigenschappen
Vlamkleuring
Puzzelen
Slide 39 - Slide
Vraag op de toets
Zara probeert een beetje zout op te lossen in water. Als zij het zout mengt met water vormt er zich een heldere oplossing. Als zij een beetje van het zout in een vlam houdt, kleurt de vlam groen. Welk zout zou Zara kunnen hebben?