Karin en Peter werken als (brom)fietsreparateur. In de tabel staat hoeveel brommers / fietsen ze per dag kunnen maken. Wat zijn de opofferingskosten van Karin?
A
1 fiets 'kost' 2 brommers
B
1 fiets 'kost' 1,33 brommer
C
1 brommer 'kost' 2 fietsen
D
1 brommer 'kost' 0,5 fiets
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Een fietsfabriek produceert 120 fietsen per week. In de fabriek werken 6 werknemers die elk 5 dagen per week werken. Berekende arbeidsproductiviteit per maand.
A
4 fietsen
B
17 fietsen
C
16 fietsen
D
10 fietsen
Slide 27 - Quiz
Arbeidsproductiviteit
A
De productie per machine in een bepaalde tijd
B
De productie per bedrijf
C
De productie per werknemer in een bepaalde tijd
D
De totale productiecapaciteit van de fabriek
Slide 28 - Quiz
Loonkosten = +2% Arbeidsproductiviteit = +5%
Bereken de loonkosten per product
A
gedaald met 2,86%.
B
gedaald met 0,4%.
C
gestegen met 7,1%.
D
gestegen met 2,50%
Slide 29 - Quiz
Bereken de arbeidsproductiviteit Een potloodfabriek produceert 15.000 potloden in 5 dagen. Dit doen ze elke dag met 4 fulltimers. Bereken de arbeidsproductiviteit per dag per persoon.