Week 38

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vertaal: la vie
A
het strand
B
de vriend
C
het leven
D
de vriendin

Slide 2 - Quiz

Vertaal: trouver
A
verhuizen
B
praten/spreken
C
vergeten
D
vinden

Slide 3 - Quiz

Vertaal: avec
A
nu
B
met
C
na/daarna
D
dus

Slide 4 - Quiz

Vertaal: nager
A
nagel
B
laten zien
C
zwemmen
D
vinden

Slide 5 - Quiz

Vertaal: vandaag
A
hier
B
aujourd'hui
C
après
D
demain

Slide 6 - Quiz

Vertaal: duiken
A
faire de la plongée
B
jouer à la console
C
trouver
D
nager

Slide 7 - Quiz

Vertaal: de wijk
A
la ville
B
maintenant
C
le copain
D
le quartier

Slide 8 - Quiz

Vertaal: de jongere
A
le/la jeune
B
la ville
C
l'ami
D
le quartier

Slide 9 - Quiz

Qu'est-ce qu'on va faire?
* Vocabulaire B: comment apprendre?
* Expliquer bloc C (présent, passé composé) 
et bloc D (les phrases-clés)
* Travail individuel
* La fin: contrôle passé composé

Slide 10 - Slide

Les objectifs:
*Je kent de woordjes van bloc A. 
*Je bent bekend met de woordjes van bloc B.  
*Je kan regelmatige werkwoorden op –er vervoegen in de présent.
*Je kan regelmatige werkwoorden op –er ook in de passé composé zetten.
*Je bent bekend met de onregelmatige werkwoorden bij de passé composé.  

Slide 11 - Slide

Vocabulaire B (p. 40 WB)
* L'exercice: geef met een markeerstift (of op een andere manier) aan welke woorden je al kent.

* Hoe zou je moeilijke woorden kunnen leren?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Le présent
Stappenplan
1. neem het hele werkwoord en haal ER eraf (= de stam)
2. kijk welk persoon je nodig hebt en welke letter(s) erbij komen

Je: e                                     Nous: ons
Tu: es                                   Vous: ez
Il/elle/on: e                        Ils/elles: ent                      Ex. 13cd (p. 13 WB)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Le passé composé
Bestaat uit 3 delen, namelijk:
1. de persoon (je, tu, Pietje etc.)
2. vorm van avoir dat hoort bij de persoon
3. voltooid deelwoord (bijv. regardé, trouvé, fait etc.)

Voorbeelden: j'ai regardé, tu as nagé, nous avons discuté

Slide 16 - Slide

Le passé composé
Stappenplan
1. kijk welke persoon er moet staan, staat die er al in het Frans? Zo ja: niks meer aan doen. Nee: in het Frans zetten.

Slide 17 - Slide

Le passé composé
Stappenplan
1. kijk welke persoon er moet staan, staat die er al in het Frans? Zo ja: niks meer aan doen. Nee: in het Frans zetten.
2. welke vorm van avoir hoort erbij? (bij tu hoort as bijvoorbeeld)

Slide 18 - Slide

Le passé composé
Stappenplan
1. kijk welke persoon er moet staan, staat die er al in het Frans? Zo ja: niks meer aan doen. Nee: in het Frans zetten.
2. welke vorm van avoir hoort erbij? (bij tu hoort as bijvoorbeeld)
3. maak het voltooid deelwoord: hele werkwoord op er, dan doe je min R en een accent naar rechts op de e. (regardé, trouvé etc.) - Let op: uitzonderingen onregelmatige werkwoorden

Slide 19 - Slide

Toepassen
* Ex. 14abc en classe (p. 14 WB)
_________________________________________
Bloc D: doornemen p. 11 TB
* Ex. 16d (p. 17 WB) en classe

Slide 20 - Slide

Travail individuel
* Quoi: faites ex. 14def et 18
* Comment: individuel ou à deux
* Questions? Posez-les!
* Temps: 20 minutes
* Après: Fin du cours
* Prêt? (Klaar?) Vous pouvez apprendre bloc C et D

Slide 21 - Slide

La fin
L'exercice: zoek (in duo's) in bloc A en B (p. 40 WB) 5 regelmatige werkwoorden op die eindigen op ER. Maak van elk werkwoord een voltooid deelwoord (eindigt op é), en bedenk er een korte zin bij. 

Les devoirs: faire ex. 14def et ex. 18. Apprendre: bloc C et D. 


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide