Stel jezelf vragen. Bijvoorbeeld:
‘De reuzenpanda verhuist naar Europa. Daar krijgt hij een nieuw onderkomen.’
> Daar is een verwijswoord. Stel jezelf de vraag: ‘Waar krijg hij een nieuw onderkomen?’
> Hij is een verwijswoord. Stel jezelf de vraag: ‘Wie is hij?’
De reuzenpanda verhuist naar Europa. In Europa krijgt de reuzenpanda een nieuw onderkomen.