This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 3: Bloed
Basisstof 8: Bloedgroepen
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Leerdoelen doornemen
Uitleg basisstof 8: Bloedgroepen
Aan het werk
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
beschrijven welke bloedgroepen er zijn.
voor elke bloedgroep benoemen welke antigenen en welke antistoffen aanwezig zijn.
bepalen welke mogelijkheden er zijn bij een bloedtransfusie
Slide 3 - Slide
Bloedgroepen
Een bloedgroep geeft aan welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten.
De bekendste indeling is A, B, AB en O (nul of o).
De twee bloedfactoren zijn antigeen A en Antigeen B.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Bloedgroepen
Elke bloedgroep heeft een antistof.
Deze antistof werkt tegen het onbekende antigen.
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B)
Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A)
Slide 6 - Slide
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B) Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A) Welke antistof(fen) heeft bloedgroep AB?
A
Alleen anti-A
B
Alleen anti-B
C
Zowel anti-A als anti-B
D
Geen anti-A en geen anti-B
Slide 7 - Quiz
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B) Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A) Welke antistof(fen) heeft bloedgroep O?
A
Alleen anti-A
B
Alleen anti-B
C
Zowel anti-A als anti-B
D
Geen anti-A en geen anti-B
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Bloedtransfusie
Als er veel bloedverlies is, kan iemand een bloedtransfusie krijgen.
Hierbij is het belangrijk om te weten welke bloedgroep de ontvanger heeft.
Slide 10 - Slide
Waarom is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de bloedgroep van de donor en de ontvanger?
Slide 11 - Open question
Bloedtransfusie
Als de bloedgroep van de donor en de ontvanger niet overeenkomen (bijvoorbeeld: de donor heeft bloedgroep A, de ontvanger heeft anti-A), dan gaat het bloed klonteren.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
www.bioplek.org
Slide 14 - Link
Aan het werk!
Wat: Basisstof 8 van thema 3
Hoe: Zelfstandig, online.
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg zachtjes met je buur (fluisteren!). Steek anders je vinger op.