B&F, spelling, blok 4 week 3 les 2

Spelling
Blok 4 week 3 les 2

Tegenwoordige tijd en verleden tijd
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling
Blok 4 week 3 les 2

Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


A
ei
B
ij

Slide 3 - Quiz


A
ei
B
ij

Slide 4 - Quiz


A
ei
B
ij

Slide 5 - Quiz


A
ei
B
ij

Slide 6 - Quiz

Welke verkleinwoorden op
-etje kennen jullie?

Slide 7 - Mind map

Tegenwoordige tijd. Het gebeurt nu. 
Verleden tijd. Het is al gebeurd.

Nu voetbal ik op het plein. 
Vorige week voetbalde ik op het plein.

Slide 8 - Slide

In welke tijd staat deze zin?

Rob en Bart lenen vaak boeken.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 9 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Ze keken eerst naar de plaatjes.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 10 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Ze zien hele mooie tooien.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

Gisteren lezen/lazen ze over indianen.
A
lezen
B
lazen

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

Nu willen/wilden ze ook een tooi.
A
willen
B
wilden

Slide 13 - Quiz

Vanaf de volgende slide begint het dictee. 
Succes!

Slide 14 - Slide


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Slide 24 - Open question

In welke tijd staat de zin?
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 25 - Quiz

Dit was het einde van de les
Maak nu de les in Gynzy (blok 4 week 3 les 2)

Slide 26 - Slide