Overzicht voorkennis SE-3_2024/2025

overzicht voorkennis SE-3
1 / 37
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

overzicht voorkennis SE-3

Slide 1 - Slide

Deze les zet de voorkennis die bekend wordt verondersteld voor je op een rij 

Slide 2 - Slide

H1.2 Chemisch rekenen: omrekenen hoeveelheden in verschillende eenheden
Oefen voldoende opgaven uit H1.2, zodat je de formules voor het omrekenen van hoeveelheden stof kunt toepassen

Slide 3 - Slide


M = molaire massa (g/mol) gebruik je om de hoeveelheid van​ één stof om te rekenen gram < -- > mol​

Deze M is een grootheid, deze M staat altijd vóór het getal:​
M = 18,016 g/mol​





M van molariteit = mol/L 
gebruik je om de concentratie van een oplossing​ weer te geven in mol/L​

Deze M is een eenheid, deze M staat altijd achter een getal:​
[A] = 0,15 M



Let op de betekenis van de letter M:

Slide 4 - Slide

H1.3 Significante cijfers
De reken-regels voor het aantal cijfers in je antwoord zijn hetzelfde als bij natuurkunde
--> leer de vuistregels die op blz 33 in je boek staan

er is één belangrijk verschil:
Bij scheikunde moet het aantal cijfers EXACT juist zijn als dit in de opgave wordt gevraagd. Je mag dan niet één cijfer afwijken.

Slide 5 - Slide

H1.3 Massapercentage 


voorbeeld:
Het massapercentage cacao in melkchocola is 25%
Een reep melkchocola van 100 g bevat dus:
(25%/100%) x 100 g = 0,25 x 100 g = 25 g cacao

Slide 6 - Slide

H1.3 Volumepercentage 


Voorbeeld:
Lucht bevat 21 volume % zuurstof
--> dus 1 liter lucht bevat:
(21/100) x1 = 0,21 x 1 = 0,21 liter zuurstof

Slide 7 - Slide

Bij hele kleine hoeveelheden:
ppm            parts per million    miljoenste deel    factor: x 106
ppb             parts per billion      miljardste deel     factor: x 109
Je rekent hier op dezelfde manier mee als met
procent                 %                          100e deel              factor: x100

Slide 8 - Slide

dit stappenplan is een klein beetje anders dan in je boek
H1.4

Slide 9 - Slide

7-stappenplan    VOORBEELD

1.  Geef de reactievergelijking
2. noteer de molverhouding onder de reactievergelijking
3. gegeven / gevraagd
4. gegeven -> mol

5. molverhouding toepassen

6. mol gevraagd omrekenen naar gevraagde eenheid

7. Controleer ALLES (zie volgende dia)

Hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 34 gram water?
1.       2 H2O        ->           2 H2     +         O2   
2.      2 mol          :             2 mol          : 1 mol
3.     34 gram                                           ? gram
4.    M = 18,02 g/mol
    34/18,02 = 1,887 mol H2O
5.                               2 mol H2O      :    1 mol O2 
                                                                = 1,887 / 2 mol
                                                                = 0,9434 mol O2
6.                                                           M = 32,00 g/mol
                                                               0,9434x32,00 =
                                                                30 gram O2 
7. Controleer A L L E S                  2 sign. cijfers 



Slide 10 - Slide

stap 7 Controleer

Het is belangrijk om je antwoord te controleren. Gebruik het volgende lijstje. CONTROLEER

A ntwoord (heb je antwoord gegeven op de vraag?)

L ogisch (is het realistisch, zou het kunnen kloppen?)

L eesbaar (geen cijfers door elkaar, onduidelijk gekriebel?)

E enheid (staat die achter het getal en is die juist?)

S ignificantie

Slide 11 - Slide

H2
kookpunt, stroomgeleiding, mengen met water
(stofeigenschappen)
H2 Chemische binding  - voorbereiding SE3

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Elke groep stoffen heeft een ander type binding. Als je wilt weten met welk bin-dingstype je te maken hebt, kijk je of het om metaal- of niet-metaalatomen gaat

Slide 15 - Slide

Overzicht alle bindingstypen
Leer deze tabel uit je hoofd

Slide 16 - Slide

Metalen op microniveau
naam deeltjes: metaalatomen en valentie-elektronen
naam binding: metaalbinding

1. stroomgeleiding wordt verklaard door vrij bewegende valentie-elektronen in het metaalrooster
2. hoog smeltpunt wordt verklaard door sterke metaalbinding

Slide 17 - Slide

Moleculaire stoffen op microniveau
naam deeltjes: moleculen
naam bindingen
IN moleculen > atoombinding (verbroken bij chemische reactie)
TUSSEN moleculen > molecuulbinding (verbroken bij fase-overgang)

Hoe groter de massa/het contactoppervlak van de moleculen, hoe sterker de molecuulbinding, hoe hoger het kookpunt
LET OP: In de gasfase is er géén molecuulbinding tussen moleculen

Slide 18 - Slide

Moleculaire stoffen op microniveau (2)
naam deeltjes: moleculen met OH-groep of NH-groep
naam binding: waterstofbrug (H-brug)

1. als de moleculen een OH/NH-groep hebben, kan de stof goed oplossen in water, omdat de moleculen waterstofbruggen vormen met watermoleculen
2. als de moleculen een OH/NH-groep hebben, heeft de stof een hoger kookpunt, omdat de waterstofbrug een sterkere binding is dan de molecuulbinding

Slide 19 - Slide

Vaak gevraagd:
Waterstofbruggen tekenen tussen moleculen:
- alléén OH en NH groepen
- van O óf N naar H van andere groep
- met stippellijn

Slide 20 - Slide

Zouten op microniveau
naam deeltjes: ionen
naam binding: ionbinding

1. stroomgeleiding wordt verklaard door vrij bewegende ionen:
in een vast zout kunnen de ionen niet vrij bewegen, ze zitten in het ionrooster op een vaste plaats. In een gesmolten zout kunnen de ionen wel vrij bewegen.
2. hoog smeltpunt wordt verklaard door sterke ionbinding

Slide 21 - Slide

Zouten ontstaan door een reactie tussen metaalatomen en niet-metaalatomen
Beide atomen willen edelgasconfiguratie

M-atoom staat elektron af aan NM-atoom
Metaalatoom          Niet-Metaalatoom 

Slide 22 - Slide

Zouten zijn opgebouwd uit ionen
e- minder dan p+ 
in de kern =
positief ion
e- meer dan p+ 
in de kern =
negatief ion

Slide 23 - Slide

Hoofdstuk 4 Zouten
Leer de namen, formules en ladingen van ionen uit je hoofd en leer verhoudingsformule van een zout opstellen

Slide 24 - Slide

H5.3 Reactiesnelheid berekenen wordt op verschillende manieren gevraagd. Manier 1:
gegeven in opgave : t1 en t2
wat moet jij doen: dA berekenen door in de grafiek op t1 en t2 de concentratie A1 en A2 af te lezen. Noteer deze aflezingen in de juiste significantie in je uitwerking vóórdat je dA uitrekent!!
t1                      t2
A2 = ?


A1 = ?

Slide 25 - Slide

let op: HIER is de reactie al gestopt!
H5.3 Reactiesnelheid berekenen wordt op verschillende manieren gevraagd. Manier 2:
gegeven in opgave : grafiek, bereken gemiddelde snelheid gehele reactie
wat moet jij doen: in grafiek het punt aflezen (t,A) in juiste significantie  waar de reactie is gestopt. Dit is NIET aan het eind van de tijd-as, maar het tijdstip waarop de maximale concentratie is bereikt. Noteer de aflezing!!
A = ?

t = ?

Slide 26 - Slide

H5.4 Botsende deeltjesmodel

Slide 27 - Slide

definitie (noteer en leer!)
MACRO                                        MICRO
reactiesnelheid = het aantal effectieve botsingen per seconde
De reactiesnelheid wordt hoger door het verhogen van:
- de verdelingsgraad
- de concentratie
- de temperatuur
Je kunt dit op microniveau verklaren met het botsende deeltjes model

Slide 28 - Slide

1. verdelingsgraad


MACRO hoe groter de verdelingsgraad van de stof
MICRO  hoe groter het contactoppervlak van de deeltjes
                hoe meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid

Slide 29 - Slide

2. concentratie


MACRO hoe groter de concentratie van de stof
MICRO   hoe groter het aantal deeltjes (per volume)
                 hoe meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid

Slide 30 - Slide

3. temperatuur

MACRO hoe hoger de temperatuur van de stof
MICRO hoe sneller de deeltjes bewegen. Dit heeft 2 effecten:
                     1. meer botsingen
                     2. hardere botsingen
                      dus: veel meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid

Slide 31 - Slide

H7.4 onvolledige halfreacties
Bij examens worden halfreacties die niet in Binas 48 staan onvolledige weergegeven: alleen de deeltjes voor en na de pijl zijn gegeven
Bijvoorbeeld:          CH3OH     +    H2O  ->   CO2   +    H+   

Slide 32 - Slide

(examen)vraag:
Maak de onvolledige halfreactie van methanol kloppend: 
CH3OH     +      H2O     ->    CO2    +     H+   
Zo doe je dat:
1. maak de atomen kloppend (TIP: bewaar H+ tot het laatst)
2. maak de lading kloppend: zet de e- aan de juiste kant 

Slide 33 - Slide

antwoord (examen)vraag:
Maak de onvolledige halfreactie van methanol kloppend: 
CH3OH     +      H2O     ->    CO2    +   6  H+   +  6 e-
Zo doe je dat:
1. maak atomen kloppend (TIP: bewaar H+ tot het laatst)
2. maak de lading kloppend: zet de e- aan de juiste kant 

Slide 34 - Slide

H8.3 GHS symbolen
Op sommige stoffen staan pictogrammen om je te waarschuwen dat het werken met een stof gevaarlijk kan zijn. Deze pictogrammen heten GHS symbolen.
GHS staat voor Globally Harmonised System
 zie Binas Tabel 97B

Slide 35 - Slide

H8.3 H- en P-zinnen
coderingssysteem voor
gevarenaanduidingen (Hazards)
en
voorzorgsmaatregelen (Prevention) op etiketten van gevaarlijke stoffen

Binas tabel 97E

Slide 36 - Slide

oefenen
Kijk in de planning van SE-1 en SE-2 welke opgaven goed zijn om te oefenen bij deze paragrafen als je deze voorkennis niet (meer) beheerst.
Je kunt ook online de "test jezelf" van deze paragrafen maken.

Slide 37 - Slide