Lezen

Lezen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

Wat is een hoofdgedachte?

Slide 2 - Open question

Hoe vind jij het onderwerp van een tekst?

Slide 3 - Open question

Hoeveel leesstrategieën zijn er?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 4 - Quiz

Je leest de tekst nog niet. Je let alleen de titel, tussenkopjes, plaatjes en opvallende tekst. Hoe noem je deze leesstrategie?
A
Globaal lezen
B
Verkennend lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen

Slide 5 - Quiz

Je hebt morgen een proefwerk. Bij dit proefwerk is het nodig de theorie goed te kennen. Hoe ga jij de theorie lezen?
A
Studerend lezen
B
Zoekend lezen
C
Verkennend lezen
D
Globaal lezen

Slide 6 - Quiz

Hoeveel tekstdoelen zijn er?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 7 - Quiz

Welke tekstdoelen zijn er?
-informeren
-amuseren
-activeren
-overtuigen
          -instructie geven

Slide 8 - Slide

Een leesstrategie bij het opzoeken van een woord in het woordenboek is:
A
zoekend lezen
B
intensief lezen
C
verkennend lezen
D
globaal lezen

Slide 9 - Quiz

Een ander woord voor activeren is vermaken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden helpen jou een tekst beter te begrijpen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen of alinea's?
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 12 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, echter en toch?
A
opsomming
B
reden
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 14 - Quiz

Richard geeft veel om honden, want ze zijn trouwe viervoeters.
Welk tekstverband zie je hierin?
A
Conclusie
B
Tegenstelling
C
Mening en argument
D
Voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Waar kan je een deelonderwerp van een alinea terugzien?

Slide 16 - Open question

Objectieve teksten
Objectieve teksten zijn teksten waarin de schrijver feiten/ informatie geeft of waarin de schrijver uitlegt hoe de lezer iets moet doen.

Slide 17 - Slide

Subjectieve teksten
Subjectieve teksten zijn teksten waarin de schrijver wel zijn mening laat merken. 

Slide 18 - Slide

Welke zinnen zijn feiten?
1.Vanmiddag hebben wij een vrij uurtje.
2. Heb jij die spannende film gezien?
3. Moeder vindt dat ik elke avond vroeg naar bed moet.
4. De AH heeft deze week geen aanbiedingen.
4.
A
1, 2, 3 en 4
B
1 en 4
C
2 en 3
D
1, 2 en 4

Slide 19 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een reclame?

Slide 20 - Open question

Wat is een recensie?

Slide 21 - Open question

Welke vaste onderdelen heeft een recensie?

Slide 22 - Open question