This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
4.3 Is het druk op de arbeidsmarkt?
Slide 1 - Slide
4.3
deel 1:
4.2 vragen? hoe worden werknemers beschermd/ geholpen
uitleg + aan de slag
deel 2
quiz filmpje
eindexamen
Slide 2 - Slide
Wat moet je kennen en kunnen?
Wanneer is er werkgelegenheid?
In welke sectoren kun je werken?
Hoe zit de arbeidsmarkt in elkaar?
Wat is een beroepsbevolking
Slide 3 - Slide
Productiesectoren
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij.
Secundaire
Industrie & bouw
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca)
Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële instellingen (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)
Hoeft geen winst te maken
Slide 4 - Slide
Werkgelegenheid
Werkgelegenheid = Vraag naar arbeid
Arbeidsplaatsen bij de overheid en bij bedrijven:
Slide 5 - Slide
Werkgelegenheid.
Slide 6 - Slide
concurrentiepositie
Slide 7 - Slide
Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Slide 14 - Slide
Krappe of ruime arbeidsmarkt?
Krappe = veel vraag naar personeel en weinig aanbod Gevolg = Weinig werkloosheid + goede arbeidsvoorwaarden
Aanbod < Vraag (beschikbare banen)
Ruime = weinig vraag naar personeel en veel aanbod Gevolg = Veel werkloosheid en slechte arbeidsvoorwaarden. Aanbod > Vraag
Slide 15 - Slide
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
vraag naar personeel is groter dan het aanbod
(bedrijven zoeken meer mensen dan dat er zijn)
vraag naar personeel is kleiner dan het aanbod (bedrijven zoeken minder mensen dan die zich aanbieden)
Slide 16 - Slide
aan de slag
blz 116 t/m 119
18 t/m 28
15 minuten in stilte
Slide 17 - Slide
Wat heb je geleerd?
quiz
filmpje
doelstellingen uitwerken
eind examens
Slide 18 - Slide
Wanneer de vraag naar arbeid groter is dan het het aanbod van arbeid, spreken economen van een ........
A
krappe arbeidsmarkt
B
ongelijke arbeidsmarkt
C
ruime arbeidsmarkt
Slide 19 - Quiz
Juist of onjuist? Een hogere arbeidsproductiviteit leidt tot een slechtere concurrentiepositie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Hogere of lagere? Automatisering leidt tot een ........ arbeidsproductiviteit?
A
hogere
B
lagere
Slide 21 - Quiz
Juist of onjuist? Het UWV helpt bij het zoeken naar een baan en bij het aanvragen van een uitkering.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Het vervangen van mensen door machines noemen we ......
A
intensivering
B
mechanisatie
C
specialisatie
D
automatisering
Slide 23 - Quiz
Een voorbeeld van werk in de informele sector is ...
A
leraar
B
vuilnisman
C
thuis helpen met stofzuigen
D
een potje voetbal kijken
Slide 24 - Quiz
Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire
Slide 25 - Quiz
In welke sector horen de soldaat, politieagent, burgemeester, vuilnisman thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 26 - Quiz
Bij een krappe arbeidsmarkt zullen de lonen waarschijnlijk ........
A
stijgen
B
dalen
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Video
In deze les leer je:
- in welke 4 sectoren je kunt werken;
- over de arbeidsmarkt
(vraag / aanbod, krap / ruim,
geregistreerd / verborgen,
formeel / informeel)
doelstellingen uitwerken
Slide 29 - Slide
examentraining
blz 132 en 133
opdraht 1 t/m 5
15 minuten
klaar maak 4.3 af
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Formele sector:
betaald werk, waarover belasting en sociale premies wordt betaald
Informele sector:
- grijs werk: onbetaald werk
- zwart werk: betaald werk, zonder belasting en sociale premies te betalen.