Feiten, meningen en argumenten

Feiten, meningen en argumenten


Welkom HA2D, goed jullie weer te zien!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Feiten, meningen en argumenten


Welkom HA2D, goed jullie weer te zien!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Korte brainstormsessie over feiten, meningen en argumenten (5 minuten)
  • Uitleg feiten, meningen en argumenten (10 minuten)
  • Zelf aan het werk (20 minuten)
  • Bespreking van de opdracht (10 minuten)
  • Afsluiting van de les (5 minuten)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les kun je het verschil aangeven tussen een feit en een mening.
  • Aan het einde van deze les weet je wat argumenten zijn.
  • Aan het einde van deze les kun je feiten, meningen en argumenten aangeven in een tekst.

Slide 3 - Slide

Wat weet je al over feiten, meningen en argumenten?

Slide 4 - Mind map

Feit 
  • Echt gebeurd of echt waar
  • Kun je bewijzen of controleren
  • Kun je meningen mee ondersteunen
  • objectief


Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Het is vanaf 1 januari 2024 wettelijk verboden om telefoons te gebruiken in het klaslokaal.

Je kunt deze uitspraak controleren, door te zoeken naar artikelen.

Slide 6 - Slide

Mening (standpunt)
  • Geeft aan hoe je over iets denkt of wat je van iets vindt.
  • Niet controleerbaar
  • Je kunt ermee eens of oneens zijn
  • subjectief
  • 'Ik vind...' , 'Ik denk...' , 'volgens mij...'

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Ik vind het een slecht idee dat mobieltjes in de klas nu verboden zijn.

Deze uitspraak is subjectief, je kunt de uitspraak ook niet controleren. Iemand kan het er mee eens of juist mee oneens zijn. 

Slide 8 - Slide

Argument
  • Redenen waarom je een bepaalde mening hebt.
  • Mening uitleggen
  • Eigen mening verdedigen
  • Andermans mening aanvallen

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Ik vind het goed dat mobieltjes in de klas nu verboden zijn (mening), want zo zijn leerlingen veel minder snel afgeleid (argument).


Slide 10 - Slide

Signaalwoorden bij meningen en argumenten
Standpunt - want - argument
We gaan met de auto, want het regent.

Argument - dus - standpunt
Het regent, dus we gaan met de auto.

Slide 11 - Slide

Opdracht
  • Opdracht in groepjes uitvoeren
  • Ieder groepje een nieuwsartikel
  • Nieuwsartikel lezen
  • Feiten, meningen en argumenten uit de tekst halen



Slide 12 - Slide

Evaluatie
  • Klassikaal
  • Ieder groepje vertelt over nieuwsartikel
  • Ieder groepje noemt één feit, één mening en één argument.

Slide 13 - Slide

Wat is een feit?

Slide 14 - Open question

Wat is een mening?

Slide 15 - Open question

Wat is een argument en wat kun je daarmee doen?

Slide 16 - Open question

Huiswerk volgende les
Maken:
Opdracht 5 t/m 9, pagina 118 en 119 uit je boek.

Slide 17 - Slide