Nederlands wk 22/23 - les 4 - Leesvaardigheid

4 havo NE Leesvaardigheid - les 4
Vorige keer:
  • Kernzinnen, tekstverbanden, verbindingsmanieren, functiewoorden

Vandaag: herhaling en oefeningen met:
  • Kernzinnen, verbindingsmanieren, functiewoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

4 havo NE Leesvaardigheid - les 4
Vorige keer:
  • Kernzinnen, tekstverbanden, verbindingsmanieren, functiewoorden

Vandaag: herhaling en oefeningen met:
  • Kernzinnen, verbindingsmanieren, functiewoorden

Slide 1 - Slide

De kernzin

Slide 2 - Slide

Verbindingsmanieren

Slide 3 - Slide

Functiewoorden

Slide 4 - Slide

Opdrachten
Hierna volgen verschillende opdrachten waarbij je de geleerde theorie moet toepassen. Ook de theorie uit de vorige lessen. Lees steeds goed de vraag en de tekstfragmenten en neem de tijd om het juiste antwoord te geven. 

Succes!

Slide 5 - Slide

Tekst 1
Hierna volgt een tekst die in stukken is verdeeld. Je krijgt hier een aantal vragen over. Ga steeds terug naar het gevraagde fragment en beantwoord de vragen.

Lees goed wat de bedoeling is en neem de tijd om het juiste antwoord te geven. 
Succes!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bij welke alinea begint het middenstuk en waarom?


Slide 8 - Open question

Is de inleiding objectief (puur feitelijk) of subjectief (persoonlijk)? Waar zie je dat aan?

Slide 9 - Open question

Wat is de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1?
A
voorbeeld
B
toelichting
C
constatering
D
mening

Slide 10 - Quiz

Op wat voor manier worden alinea 2 en alinea 3 aan elkaar verbonden? Met een:
A
signaalwoord
B
verwijswoord
C
herhaling woord uit de vorige alinea
D
aankondigende zin

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Schrijf de kernzin van alinea 3 over.
Waarom is dit de kernzin?

Slide 13 - Open question

Schrijf de kernzin van alinea 4 over.
Waarom is dit de kernzin?

Slide 14 - Open question

Vervolg tekst 1
De laatste zin van alinea 4 en heel alinea 5 van de tekst worden nu getoond. Lees het fragment en beantwoord daarna de vragen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide








1. Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 4?
2. Aan welk signaalwoord kun je dat zien?



Slide 17 - Open question

Inhoudelijke vraag bij alinea 5
Leg uit: waarom is 'het' dubieus?

Slide 18 - Open question

Vervolg tekst 1
Voor alinea 6 en 7 geldt dat de kernzin niet duidelijk aan te wijzen is. Lees het fragment en en bedenk hoe je voor beide alinea's een kernzin kunt formuleren.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


Voor alinea 6 en 7 geldt kun je geen duidelijke kernzin aanwijzen.
a. Formuleer een kernzin voor alinea 6 die de hoofdgedachte van deze alinea goed weergeeft.
b. Formuleer een kernzin voor alinea 7 die de hoofdgedachte van deze alinea goed weergeeft. Zet duidelijk a) en b) in je antwoord!

Slide 21 - Open question

Vervolg tekst 1
Alinea 8 is het slot va de tekst. Bedenk goed wat voor soort slot het is en of je inmiddels al iets kunt zeggen over de tekstsoort waar je mee te maken hebt.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Alinea 8 begint met de zin “Daar is wel iets mis mee.” Op wat voor manier is alinea 8 aan alinea 7 verbonden?
A
signaalwoord
B
verwijswoord
C
herhaling woord uit vorige alinea
D
aankondigende zin

Slide 24 - Quiz

Alinea 8 is het slot van de tekst.
Om wat voor soort slot gaat het hier?

A
samenvatting van de tekst
B
herhaling van het standpunt
C
aanbeveling / advies
D
toekomstvisie

Slide 25 - Quiz

Lees nu sheet 7 en sheet 21 nog eens en kies de hoofdgedachte die het beste bij deze tekst past.
A
Er moeten meer mensen komen zoals Roxane Gay, want ze is, ondanks haar overgewicht, grappig, interessant en intelligent.
B
Mensen met obesitas doen het zichzelf aan. Ze eten te veel en moeten afvallen.
C
Obesitas is een welvaartsziekte waar veel vooroordelen over bestaan.
D
Dikke mensen moeten vaker positief in de media te zien zijn en zouden beter moeten worden behandeld.

Slide 26 - Quiz

De tekstsoort en het schrijfdoel van deze tekst zijn:
A
uiteenzetting / informeren
B
beschouwing / opiniëren
C
betoog / overtuigen
D
activerende tekst / activeren

Slide 27 - Quiz