Hierna volgen verschillende opdrachten waarbij je de geleerde theorie moet toepassen. Ook de theorie uit de vorige lessen. Lees steeds goed de vraag en de tekstfragmenten en neem de tijd om het juiste antwoord te geven.
Succes!
Slide 5 - Slide
Tekst 1
Hierna volgt een tekst die in stukken is verdeeld. Je krijgt hier een aantal vragen over. Ga steeds terug naar het gevraagde fragment en beantwoord de vragen.
Lees goed wat de bedoeling is en neem de tijd om het juiste antwoord te geven.
Succes!
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Bij welke alinea begint het middenstuk en waarom?
Slide 8 - Open question
Is de inleiding objectief (puur feitelijk) of subjectief (persoonlijk)? Waar zie je dat aan?
Slide 9 - Open question
Wat is de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1?
A
voorbeeld
B
toelichting
C
constatering
D
mening
Slide 10 - Quiz
Op wat voor manier worden alinea 2 en alinea 3 aan elkaar verbonden? Met een:
A
signaalwoord
B
verwijswoord
C
herhaling woord uit de vorige alinea
D
aankondigende zin
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Schrijf de kernzin van alinea 3 over. Waarom is dit de kernzin?
Slide 13 - Open question
Schrijf de kernzin van alinea 4 over. Waarom is dit de kernzin?
Slide 14 - Open question
Vervolg tekst 1
De laatste zin van alinea 4 en heel alinea 5 van de tekst worden nu getoond. Lees het fragment en beantwoord daarna de vragen.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
1. Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 4? 2. Aan welk signaalwoord kun je dat zien?
Slide 17 - Open question
Inhoudelijke vraag bij alinea 5 Leg uit: waarom is 'het' dubieus?
Slide 18 - Open question
Vervolg tekst 1
Voor alinea 6 en 7 geldt dat de kernzin niet duidelijk aan te wijzen is. Lees het fragment en en bedenk hoe je voor beide alinea's een kernzin kunt formuleren.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Voor alinea 6 en 7 geldt kun je geen duidelijke kernzin aanwijzen. a. Formuleer een kernzin voor alinea 6 die de hoofdgedachte van deze alinea goed weergeeft. b. Formuleer een kernzin voor alinea 7 die de hoofdgedachte van deze alinea goed weergeeft. Zet duidelijk a) en b) in je antwoord!
Slide 21 - Open question
Vervolg tekst 1
Alinea 8 is het slot va de tekst. Bedenk goed wat voor soort slot het is en of je inmiddels al iets kunt zeggen over de tekstsoort waar je mee te maken hebt.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Alinea 8 begint met de zin “Daar is wel iets mis mee.” Op wat voor manier is alinea 8 aan alinea 7 verbonden?
A
signaalwoord
B
verwijswoord
C
herhaling woord uit vorige alinea
D
aankondigende zin
Slide 24 - Quiz
Alinea 8 is het slot van de tekst. Om wat voor soort slot gaat het hier?
A
samenvatting van de tekst
B
herhaling van het standpunt
C
aanbeveling / advies
D
toekomstvisie
Slide 25 - Quiz
Lees nu sheet 7 en sheet 21 nog eens en kies de hoofdgedachte die het beste bij deze tekst past.
A
Er moeten meer mensen komen zoals Roxane Gay, want ze is, ondanks haar overgewicht, grappig, interessant en intelligent.
B
Mensen met obesitas doen het zichzelf aan. Ze eten te veel en moeten afvallen.
C
Obesitas is een welvaartsziekte waar veel vooroordelen over bestaan.
D
Dikke mensen moeten vaker positief in de media te zien zijn en zouden beter moeten worden behandeld.
Slide 26 - Quiz
De tekstsoort en het schrijfdoel van deze tekst zijn: