1. Pak je schrift en een pen2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Wat is een meewerkend voorwerp? Leg uit in je eigen woorden.
2. Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin?
3. Geef van de volgende zinnen aan wat het meewerkend voorwerp is:
a. De postbode overhandigde het pakketje aan mijn moeder.
b. De kok schepte de wandelaars een flink bord macaroni op.