T5 BS3

T5 BS3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T5 BS3

Slide 1 - Slide

Spoorboekje
- Uitleg T5 basisstof 3
- Opdrachten T5 basisstof 3 maken
- Test jezelf T5 basisstof 3 maken (groene score = af)

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.

Slide 2 - Slide

T5 BS3
Leerdoelen:
5.3.4 Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
5.3.5 Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 3 - Slide

Genenparen

Slide 4 - Slide

Verschillende eigenschappen
Je vader en je moeder hebben niet dezelfde eigenschappen. Je vader kan bijvoorbeeld steil haar hebben, en je moeder krullend haar. Bij de bevruchting komt de helft van de chromosomen van je moeder en de helft van de chromosomen van je vader. De chromosomen van een paar kunnen daardoor verschillende informatie bevatten. Eén chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor steil haar, het andere voor krullend haar.

Kinderen krijgen van elke erfelijke eigenschap één keer de informatie van hun moeder en één keer de informatie van hun vader.Soms is de eigenschap van de moeder te zien en soms die van de vader. Je kunt dan de kleur ogen van je moeder hebben en de kleur haar van je vader.

Slide 5 - Slide

Mutatie
Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA kan beschadigd raken, bijvoorbeeld bij de celdeling of door straling. Als het DNA beschadigd is, kan de informatie voor een erfelijke eigenschap veranderd zijn. Zo’n verandering heet een mutatie. Bij een mutatie zijn een of meer genen gemuteerd (veranderd).

Een mutatie in een lichaamscel heeft vaak geen gevolgen. Mutaties in het DNA van eicellen en zaadcellen kunnen wel gevolgen hebben. Deze mutaties komen in alle cellen van de nakomelingen. Door zulke mutaties ontstaan nieuwe genotypen bij de nakomelingen. Er ontstaat dan meer variatie in genotypen bij de nakomelingen.

Slide 6 - Slide

Mutatie
Een organisme waarbij een mutatie tot uiting komt in het fenotype, noem je een mutant. Een voorbeeld van een mutant is een albino. Bij een albino kan het lichaam geen pigment maken. Hierdoor is de kleur van de huid erg bleek. Albino’s komen zowel bij mensen als bij dieren voor.

Slide 7 - Slide

Mutagene invloeden
Radioactieve straling, röntgenstraling en uv-straling kunnen schadelijk zijn. Door deze straling ontstaan vaker mutaties in je lichaam. Ook als je in aanraking komt met sommige chemische stoffen ontstaan vaker mutaties. Sigarettenrook en asbest zijn voorbeelden van schadelijke chemische stoffen.

Straling en chemische stoffen zijn mutagene invloeden. Mutageen betekent dat het een mutatie kan veroorzaken.

Slide 8 - Slide

Kanker
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. Hierdoor kan een cel zich heel vaak gaan delen. De cellen die ontstaan hebben geen functie. Ze kunnen niets anders dan opnieuw delen. Er ontstaat dan een klompje cellen. Zo’n klompje heet een kankergezwel of tumor. Soms is een tumor niet schadelijk. Maar als de cellen zich snel delen en de tumor hard groeit, kun je erg ziek worden. Je zegt dan dat iemand kanker heeft.

Soms raken cellen uit een kankergezwel los en verspreiden ze zich door het lichaam. Er ontstaan dan op meerdere plaatsen in het lichaam kankergezwellen. Dit noem je uitzaaiing.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kankerverwekkend
Mutagene invloeden zijn ook kankerverwekkend. Door te zonnen wordt je huid bruin. Dit komt door de uv-straling in zonlicht. Uv-straling is mutageen. Als je vaak en lang zont, krijgt je huid veel uv-straling. Daardoor heb je meer kans op huidkanker.Stoffen in sigarettenrook vergroten de kans op longkanker.

Slide 11 - Slide

Samenvatting
• In lichaamscellen komen chromosomen en genen in paren voor.
– Een genenpaar bevat informatie voor een erfelijke eigenschap. Bijv. de genen voor de haarkleur.
– Deze informatie kan gelijk of ongelijk zijn.Bijv.voor haarkleur kan de informatie twee keer blond zijn, twee keer zwart of één keer blond en één keer zwart.
• In geslachtscellen komen chromosomen en genen enkelvoudig voor.
– Welk chromosoom van een paar in een geslachtscel komt, hangt af van het toeval.
– Daardoor hebben geslachtscellen veel verschillende genotypen.
• Bij de bevruchting komen de chromosomen van de vader en de moeder bij elkaar.
– Er ontstaat een nieuw genotype.
– Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.

Slide 12 - Slide

Samenvatting
• Mutatie: een verandering van het genotype.
– Bij een mutatie is het DNA in een cel veranderd.
– Een mutant is een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is.
• Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.
• Mutagene invloeden veroorzaken mutaties.
– Radioactieve straling, röntgenstraling, uv-straling, sigarettenrook en asbest zijn mutagene invloeden.
• Door mutaties kan een kankergezwel ontstaan.
– Door sommige mutaties gaan cellen zich snel delen.
– Er ontstaat een kankergezwel (tumor).
– Als je ziek wordt van een kankergezwel, heb je kanker.
– Uitzaaiing: cellen van een kankergezwel raken los waardoor overal in het lichaam kankergezwellen ontstaan.

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Lees de lesstof van T5 basisstof 3 (5.3).

Maak de opdrachten van T5 basisstof 3 (5.3)

Maak de test jezelf van T5 basisstof 3 (5.3), groen = af. 

Slide 14 - Slide