Les 31 - 1HN - Dinsdag 11 ma.

Als je hier met je rug naar het bord toe staat ...
Links
Rechts
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Als je hier met je rug naar het bord toe staat ...
Links
Rechts

Slide 1 - Slide

Mededelingen
-De cijfers staan in SOM
>Super trots!
-Morgen maar 1 uur les i.p.v. een blokuur
>Lesbezoek

Slide 2 - Slide

Les 31 - 1HN
Werkwoordspelling



DOME

Slide 3 - Slide

Planning

1. Voorlezen
2. Nieuws
3.Doelen - Korte vragen beantwoorden
4. Zelfstandig werken 
5. Aantekeningen maken
6. Afsluiten - Huiswerk

Slide 4 - Slide

Voorlezen
timer
7:00

Slide 5 - Slide

NIEUWS VAN DE DAG

Slide 6 - Slide

Wat zijn de doelen?
-Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen. 
-Ik kan sterke en zwakke werkwoorden herkennen. 



Lukt dit je? Dat bekijken we zo met vier vragen.

Slide 7 - Slide

§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 8 - Slide

§ 9 Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank: 
lopen → liepen; ruiken → roken; zoeken → zochten.
De verschillen zie je in de verleden tijd. Bij onregelmatige werkwoorden (§13) zie je dit verschil ook in de tegenwoordige tijd.

Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank: hopen → hoopten; praten → praatten; spelen → speelden; luisteren → luisterden.
Je gebruikt 't x-kofschip (§10)

Slide 9 - Slide

§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. Elk jaar (verven)  _____________ ik de muren van mijn kamer in een andere kleur.

2. De koning (schudden) _____________ de handen van de Oranjefans.


Slide 10 - Slide

§ 9 Sterke en zwakke werkwoorden

1. Lopen - Ik __________ over straat. - Sterk / Zwak


2. Werken - Ik ________ vandaag op kantoor. - Sterk / Zwak

Slide 11 - Slide

Maken
Cursus 7 - Spelling

§ 9 Sterke en zwakke werkwoorden

Klaar?

Maak 'trainen'


timer
27:00

Slide 12 - Slide

§10 - Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
1 - Maak de stam van het werkwoord (-en)
2 - Waar eindigt de laatste letter van de stam op?
3- Gebruik 't X - K(o)fsch(i)p
>WEL in 't X - K(o)fsch(i)p = +te(n)
NIET in 't X - K(o)fsch(i)p = +de(n)
-Soms moet je voor de uitspraak klinkers toevoegen
>Raden - Ik raadde

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Einde van de les

Slide 16 - Slide