Werkwoordspelling

Welkom

Korte herhaling werkwoordspelling
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom

Korte herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Onthoud!
Schrijf op wat je hoort.
Hoor je het niet, vervang het werkwoord door een ander werkwoord waarbij je het wel hoort.
Kom je er niet uit, gebruik dan het stappenplan.

Slide 2 - Slide

Vorm van het werkwoord
Welke vorm heeft het werkwoord; persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief? 

Ik heb dat boek voor mij lijst gelezen. 
Ga jij dat boek lezen?
Wij lazen samen dat boek. 

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
  • Zet de zin in een andere tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.
  • De persoonsvorm is het werkwoord dat je moet vervoegen op basis van getal en tijd.  

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oefenen werkwoordspelling. 
Vul in de volgende dia's het juiste werkwoord in. Als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt, gebruik je de tegenwoordige tijd. 

Slide 6 - Slide

Hopelijk ...... (aanvaarden) je de beslissing dat deze plannen in elk geval op korte termijn niet .......... (realiseren) gaan worden.

Slide 7 - Open question

Het ..... (benauwen) me dat de staat dit project nog steeds niet ....... (financieren) heeft

Slide 8 - Open question

Eigenlijk ..... (verwachten) mijn chef gisteren al dat de grond ...... (egaliseren) zou zijn.

Slide 9 - Open question

Geloof maar niet wat zij zegt, ze ......(spelden) je maar wat op de mouw.

Slide 10 - Open question

Met het geld dat hij deze zomer heeft ……………….. (verdienen), …………. (betalen) Freek zijn sportabonnement.

Slide 11 - Open question

We dachten een geluid te horen, maar het bleek dat we het ons ......(verbeelden)

Slide 12 - Open question

De bendeleden ..... (racen) afgelopen maandag door de binnenstad en werden niet door de autoriteiten .... (belemmeren).

Slide 13 - Open question

Werkwoorden uit het Engels
Het Nederlands heeft veel werkwoorden overgenomen uit het Engels: checken, racen, gamen. 

Zoals je ziet, zijn deze werkwoorden vernederlandst door de uitgang -en. Je vervoegt deze werkwoorden net zoals andere Nederlandse werkwoorden.


voorbeeld
checken – hij checkt – hij checkte – ik heb gecheckt
showen – hij showt – hij showde – ik heb geshowd

Slide 14 - Slide

Tips

Soms schrijf je een extra, onhoorbare e achter de stam. Zo voorkom je uitspraakproblemen:
racen – ik race - hij racet (niet: hij ract) - ik racete
timen – ik time - hij timet (niet: hij timt) - ik timede

Soms schrijf je twee medeklinkers aan het eind van de ik-vorm. Zo maak je duidelijk dat je het woord op z’n Engels uitspreekt:
paintballen – ik paintball - hij paintballt - ik paintballde
passen – ik pass - hij passt - ik passte
Maar:
stressen – ik streste

Als de stam eindigt op een sisklank, schrijf je -t (t.t.) en -te (v.t.):
crashen – hij crasht -  ik crashte
relaxen –  hij relaxt -  ik relaxte







Slide 15 - Slide

Saar ........ (skaten) elke dag naar school.

Slide 16 - Open question

Mijn moeder heeft alle familieleden op de foto .......... (taggen).

Slide 17 - Open question

Als de eigenaar de nieuwe naam even had …... (googelen), dan zou hij deze fout niet gemaakt hebben.

Slide 18 - Open question

Voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord
Zwak werkwoord: 
  • Net zoals bij een ‘gewoon’ bijvoeglijk naamwoord 
Voorbeeld: het goede antwoorde = goed + e, de gepoetste schoenen = gepoetst +e 
  • Zo simpel mogelijk, maar ook goed kijken en luisteren wat er staat 
Voorbeeld: de geredde prinses (vd = gered), de vergrote foto (vd = vergroot)

Sterk werkwoord: 
Het voltooid deelwoord eindigt op -en en ook het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en 
Voorbeeld: de gesloten deur, de verboden films

Slide 19 - Slide

Vul de juiste vorm in:
de ........ gebieden (bezetten)

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm in:
de ........ paspoppen (aankleden)

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm in:
de ....... regen (verwachten)

Slide 22 - Open question

Maken (online methode):
  • Nu: ON blok 4. Taalverzorging, Spelling en interpunctie, opdracht 3 en 4 (werkwoordspelling).
  • Voor deze week: 
opdracht 5 t/m 15 spelling
opdracht18 t/m 20 interpunctie

Slide 23 - Slide