2425 week 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

• 
  
• nakijken exercice 6
• mondeling oefenen
• werkwoorden -er

Le but: à la fin de ce cours:

• heb je geoefend met spreken in het Frans
• weet je weer precies hoe je werkwoorden -er vervoegt in de présent/passé composé

Les devoirs

Leren apprendre 1 en 2 blz 38 en 39

F-N

le décalage horaire

le coup de foudre

se revoir

faire de la plongée sous-marine

la pluie

N-F

het westen

misschien

rijk

het strand

het bos

Les devoirs

Nakijken exercice 6 blz 13 en 14

Qui es-tu?

● Comment tu t'appelles ? 

● Quel âge as-tu? 

● Tu habites où ? 

• C’est quand, ton anniversaire?
•  Tu as des frères ou des sœurs ?

parler

Carte de fidélité

Huiswerk af = 1 sticker

8 vd 10 goed vocabulaire = 1 sticker

Quel est le mois de l'année?

Het is mooi weer

Het waait

Het sneeuwt

Het onweert

Het is bewolkt

Het regent

Het vriest

Het is slecht weer

le ciel est couvert -
de lucht is bedekt

Parler

Quelle est la date aujourd’hui?

Quel jour sommes-nous?

A quelle heure commence l’école?

Werkwoorden op -er

présent - 8.1 blz 150

 passé composé 9.1 met avoir blz 157 en en être 158

passé composé avoir of être

Vaker avoir of être?

Je dansé.

1. Goed
2. Fout

Het voltooid deelwoord in het NL

dansen - ik heb gedanst

J'ai dansé

gaan - ik ben gegaan

je suis allé

Wat zijn de 2 hulpwerkwoorden? 

Le passé composé

Dus: hulpwerkwoord AVOIR of ÊTRE en een voltooid deelwoord
 

Het voltooid deelwoord

Kijk naar de uitgangen van een werkwoord

Werkwoorden op -er:

Haal de laatste -r weg en zet een accent op de laatste é -->

Parler -  praten --> 
parlé - gepraat

Wat valt je op - wat is de regel?

Il a donné - Elle a donné

Il est parti - Elle est partie

Nous avons fini - Vous avez fini

Je suis tombé(e) - Ils sont tombés

Le passé composé

Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev	-	Il est allé
vrl ev	+e	Elle est allé e
mnl mv	+s	Nous sommes allé s Vous êtes allé s Ils sont allé s
vrl mv	+es	Elles sont allé es

                   être           avoir        

je (j')

tu

nous

vous

ils / elles

il/elle/on

suis

avons

sont

a

sommes

avez

ont

es

êtes

as

est

ai

Avoir

Etre

nous sommes

tu es

j' ai

nous avons

Pim et Sandra ont

Sandra et michelle sont

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?

1. gagner
2. faire
3. aller
4. avoir

Welke vorm van de passé composé klopt hier niet?

1. je suis été
2. j'ai fait
3. j'ai eu
4. j'ai pris

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix

1. a regardé
2. est regarder
3. est regardé
4. est regardée

wij hebben gedanst

1. nous dansé
2. nous avons dansé
3. nous sommes dansés
4. nous avons dansés

Zij is gestegen

1. elle est monté
2. elle a monté
3. elle est montée
4. elle a montée

La reine ......................... (is aangekomen)
(De koningin)

Elles ... (rester, passé composé)

Maak een zin met een passé composé.

mon

père

a

en

train

voyagé

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je 

Tu

Il 

Nous

Vous

Ils

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherch

Il cherch

Nous cherch

Vous cherch

Ils cherch

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherches

Il cherch

Nous cherch

Vous cherch

Ils cherch

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherches

Il cherche

Nous cherch

Vous cherch

Ils cherch

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherches

Il cherche

Nous cherchons

Vous cherch

Ils cherch

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherches

Il cherche

Nous cherchons

Vous cherchez

Ils cherch

Weten we de présent nog?

Bijvoorbeeld:

Ik zoek

Jij zoekt

Hij zoekt

Wij zoeken

Jullie zoeken / U zoekt

Zij zoeken

CHERCHER

Je cherche

Tu cherches

Il cherche

Nous cherchons

Vous cherchez

Ils cherchent

Les devoirs

Bereid je mondeling voor

Zorg dat je antwoord kunt geven op de vragen in het document in Classroom. Volgende les spel.

• overzicht MO's
• écrire - formatieve opdracht
• oefenen met spreekkaartjes

Le but: à la fin de ce cours:

• kan ik beter een zin opbouwen in het Frans
• heb ik een een schrijfopdracht gemaakt over je vakantie
• heb ik geoefend voor mijn MO

Zinsopbouw Frans

Mon père a une nouvelle voiture.

Mon père a acheté une nouvelle voiture.

3 lijsten:

J'ai beaucoup aimé:

la plage, la nourriture, les montagnes: leg uit waaarom

Bijvooorbeeld:

La plage: j´ai lu beaucoup de livres

Waar moet je op letten?

J'ai beaucoup aimé:

la plage: j'ai lu beaucoup de livres

zelfstandig naamwoord: onderwerp + passé composé + rest zin

J'ai beaucoup aimé
lidwoord & zelfstandig naamwoord

J'ai beaucoup aimé
lidwoord & zelfstandig naamwoord:
onderwerp + pc + rest zin

Au travail

Opdracht en checklist samen doornemen

Mondeling oefenen

Buitenkring en binnenkring

meneer van Leeuwen

Au travail - exercice 7

Maak 3 lijsten:

J'ai bien aimé:

La nourriture: j'ai mangé beaucoup de crêpes

Au travail - exercice 7

Maak 3 lijsten:

Voorbeelduitwerking

J’ai passé trois semaines avec ma famille dans un camping en Bretagne.

J’ai beaucoup aimé :

• le temps : il a fait très beau.

• l’amitié : j’ai rencontré beaucoup de jeunes et nous sommes devenus amis.

• la plage : on a joué au volleyball sur la grande plage de sable.

J’ai bien aimé :

• les crêpes : j’ai gouté les spécialités régionales. J’ai surtout bien aimé les crêpes.

• le festival : avec mes amis du camping, je suis allé à un festival. C’était pas mal !

J’ai moins aimé / je n’ai pas aimé :

• le voyage : sur l’autoroute, il y avait beaucoup de bouchons. Le voyage du retour a duré presque 18 heures. Horrible !

Mais j’ai adoré mes vacances en Bretagne et je veux y retourner l’année prochaine !