Taalverzorging Werkwoordspelling: 2.2 Verleden tijd + herhaling tegenwoordige tijd

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel


  • Je herhaalt de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, opdat je het beter onthoudt. 
  • Je spelt de persoonsvormen in de verleden tijd correct.

Slide 2 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 3 - Slide

...... hij zijn toetsen altijd? (verscheuren)
A
verscheur
B
verscheurt
C
verscheurd

Slide 4 - Quiz

Dat werk ...... me helemaal niet. (vermoeien)
A
vermoei
B
vermoeit
C
vermoeid

Slide 5 - Quiz

Zij ...... vaak verongelijkt! (reageren)
A
Reageert
B
reageerd

Slide 6 - Quiz

Elke keer ..... zij weer haar eigen record. (verbeteren)

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

 stam:
 stam:
Zwakke werkwoorden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De journaallezer ..... mee, dat het ijs nog net betrouwbaar was. (delen, verleden tijd)
A
deelte
B
deelde
C
deelten
D
deelden

Slide 12 - Quiz

In dat oude huis ..... het overal. (tochten, verleden tijd)
A
tochte
B
tochtte

Slide 13 - Quiz

De stratenmaker..... de weg die voor ons huis langsloopt. (verbreden, verleden tijd)

Slide 14 - Open question

Die voorwaarden ..... wij niet langer. (aanvaarden)
A
aanvaarde
B
aanvaarden
C
aanvaardde
D
aanvaardden

Slide 15 - Quiz

De foto's ...... mij aan die fijne vakantie,. (herinneren)
A
herinnerde
B
herinnerden
C
herinnerdde
D
herinnerdden

Slide 16 - Quiz

Hij ...... het huis van zijn vader. (erven)

Slide 17 - Open question

De agent ...... ons door te lopen. (beduiden)
A
beduide
B
beduiden
C
beduidde
D
beduidden

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
Taalverzorging:
2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
Opdracht 1, 2 & Extra opdracht 1

                                   +

Je aangepaste cv inleveren:
        
             AZ.Verschoor@tcrmbo.nl

Slide 19 - Slide