Week 13 Schrijven: Vervolgopdracht: Een artikel Chat GPT + Taalverzorging 2.2 Verledentijd

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Deze week: artikel 1 afmaken.
Daarna nog 2 weken om te werken aan artikel 2

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je herhaalt werkwoordspelling (3x), Hoofdletters (2x), Leestekens (2x) en de spelling van het meervoud.
  • Je gaat je artikel van vorige week (ChatGPT) aanpassen en je vergelijkt de twee artikelen op kenmerken.
  • Je maakt een begin met je zelfgeschreven artikel IN DE KLAS!

Slide 3 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Marianne weet wat de persoonsvorm is.
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 5 - Quiz

De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Caro legt het onderwerp uit.
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste stam.

Waarom .... je nu juist deze foto's? (vergroten)
A
vergrot
B
vergroot

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste stam.

Als ik die plank ....., sla jij er dan een spijker in? (vasthouden)
A
vasthou
B
vasthoud

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste stam.

Ik bezit niets; ik ben zo arm als Job. (bezitten)
A
bezit
B
bezitt

Slide 13 - Quiz

Naar de ........ walvis komen veel mensen kijken. (stranden, tegenwoordige tijd)
A
gestrande
B
gestrandde

Slide 14 - Quiz

Waardoor ..... jij tegenwoordig zo vaak een kaarsje?
(branden, tegenwoordige tijd)
A
brand
B
brandt
C
brande
D
brandde

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

De journaallezer ..... mee, dat het ijs nog net betrouwbaar was. (delen, verleden tijd)
A
deelte
B
deelde
C
deelten
D
deelden

Slide 24 - Quiz

In dat oude huis ..... het overal. (tochten, verleden tijd)
A
tochte
B
tochtte

Slide 25 - Quiz

De stratenmaker..... de weg die voor ons huis langsloopt. (verbreden, verleden tijd)

Slide 26 - Open question

Vervolg ChatGPT opdracht (artikel 1). 
Inleveren Word-document met: Basisartikel + Aangepast artikel + Schema met tekstanalyse.
Taalverzorging: 2.2 De persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 27 - Slide