2H1 woensdag 28 september 2022

Welkom!
Welkom 2H1!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 2H1!

Slide 1 - Slide

Programma van de les 2H1
Woensdag 28 september 2022

Programma:

  • Aftrap
  • Aanwezigheid
  • Hoofdstuk 2 Lezen (bladzijde 42) nakijken
  • Aan de slag
  • Afsluiting




Slide 2 - Slide

Doel
ik herken tekstverbanden
 aan de hand van signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Slide

Afspraken
  1. Lesboek, schrift en leesboek altijd mee
  2. Stilte tijdens instructie en vragen
  3. Rustige leeromgeving
  4. Afspraak niet nakomen = sanctie

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Hoofdstuk 2 Lezen bladzijde 42

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  1. Concluderend verband                 Conclusie            dus,daarom
  2. Redengevend verband                  Waarom?             omdat,want
  3. Oorzakelijk verband                        Waardoor?          doordat

Slide 7 - Slide

Nakijken
Maken opdracht 1 t/m 2 blz. 43 t/m 47. Hoofdstuk 2 Lezen.




Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 3 t/m 5 blz. 44 t/m 47. Hoofdstuk 2 Lezen.

Klaar? Verder met:
Hoofdstuk 2 Woordenschat bladzijde 54

Metaforen en personificaties

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Hoofdstuk 2 Woordenschat bladzijde 54

Metaforen en personificaties

Slide 10 - Slide

Woordenschat H2: Metaforen en personificaties
Start: 
Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de a- en de b-zinnen?
a In de lente staan de koetjes en kalfjes heerlijk in de wei te grazen.
b Ik vind het heerlijk om met Marieke over koetjes en kalfjes te praten.
a De agent greep de overvaller bij de keel en duwde hem tegen een muur.
b Toen Pim de slang dichterbij zag kruipen, greep de angst hem bij de keel.


Slide 11 - Slide

Metaforen en personificaties
Je hebt geleerd dat je bij een vergelijking twee dingen naast elkaar zet die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b).

Van veraf is die rots (o) net een olifant (b).

Slide 12 - Slide

Metaforen en personificaties
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld; in plaats van die rots zeg je bijvoorbeeld:

– Zullen we die olifant eens beklimmen?

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:
– Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
Dit betekent: Pas nadat er iets fout is gegaan, neemt men maatregelen.

– Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Dit betekent: Je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Slide 13 - Slide

Metaforen en personificaties
Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:
– De zon doet zijn best tevoorschijn te komen.
– De toekomst lacht me tegemoet.


Een metafoor en een personificatie zijn – net als een vergelijking – vormen van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 14 - Slide

Metaforen en personificaties
Maken: 1, 2, 3 en 4

1 doen we gezamenlijk

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Leesboek meenemen
Maken opdracht 2,3 en 4 blz. 55, 56 en 57 

Slide 16 - Slide

Einde les

Slide 17 - Slide