Wonen (H.8)

1 / 26
next
Slide 1: Video
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Woningmarkt
Bestaat uit de totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen. 

  • Huurwoningen
  • Koopwoningen

Slide 2 - Slide

Sociale huurwoningen
Huurwoningen met een maandhuur tot ongeveer € 800. Deze zijn eigendom van woningcorporaties.

Woningcorporaties bouwen betaalbare woningen voor mensen tot een bepaald inkomen.

Als de huur hoger is, hebben we het over huurwoningen in de vrije sector.

Slide 3 - Slide

Maak opgave 8.5
Zorg voor een goed overzicht met voor- en nadelen.

Slide 4 - Slide

Huurtoeslag
Een huurwoning kun je huren via woningcorporaties. Dit zijn stichtingen die veel huurwoningen bezitten en deze verhuren tegen lage tarieven.

Wanneer je weinig inkomen hebt, kun je via de belastingdienst ook huurtoeslag aanvragen. Hier zitten wel strenge regels aan.

Slide 5 - Slide

Stappenplan huis kopen

Slide 6 - Slide

Makelaar
Beroep van iemand die helpt, adviseert en onderhandelt bij het kopen of verkopen van een huis. Je betaalt hier een vergoeding voor. Dit is de courtage (% van de aankoop- of verkoopprijs)

Slide 7 - Slide

Voorlopig 
koopcontract


Als koper en verkoper het eens zijn ondertekenen ze beiden een voorlopig koopcontract. Er staan vaak ontbindende voorwaarden in, dat zijn redenen om zonder kosten van de koop af te kunnen zien. (bijv. financiering)

Slide 8 - Slide

Bijkomende kosten bij het kopen van een huis
  • overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs)
  • makelaarskosten (o.a. taxatiekosten)
  • kosten notaris (contract en kadaster)
  • afsluitkosten hypotheek
_________________________________________
= kosten koper (k.k.) 
= ongeveer 6% van de koopprijs

Slide 9 - Slide

Gemeentelijke belastingen
(bij koophuis)










  • OZB: Onroerende Zaak Belasting (op basis van de WOZ-waarde)
  • Afvalstoffenheffing
  • Rioolrecht

Slide 10 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 11 - Slide

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 12 - Quiz

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de eigenaar en de huurder van een huis

Slide 13 - Quiz

Hypotheek (lening)
  • Wat is een hypotheek: lening met onroerend (niet bewegend) goed als onderpand.
  • onderpand = zekerheid
  • grote bedragen en lange tijdsduur (20/30 jaar)

  • hypotheekgever (huisbezitter) = geldnemer; 
  • hypotheeknemer (is bank) = geldgever

Slide 14 - Slide

Verkoopakte en hypotheekakte inschrijven in het kadaster
  • verschillende hypotheekvormen: annuiteiten- en lineaire lening
  • rente op een hyp. lening is fiscaal aftrekbaar in NL. 
  • Je kunt soms ook een starterslening krijgen.

Slide 15 - Slide

Spel met begrippen woningmarkt --> andere les

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 8.9 (havo en vwo)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Welk kenmerk hoort zowel niet bij een annuïteiten- als wel een lineaire hypotheek
A
Elke maand hetzelfde rente bedrag
B
De gehele looptijd een gelijk bedrag aan rente + aflossing
C
De gehele periode een gelijk bedrag aan aflossing
D
Afnemend belastingvoordeel gedurende de looptijd van de hypotheek

Slide 23 - Quiz

Voor wie komt een Annuiteiten hypotheek beter uit?
A
iemand van 30 jaar
B
iemand van 50 jaar

Slide 24 - Quiz

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 25 - Quiz

Welke hypotheek is aan het begin van de looptijd het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 26 - Quiz