Synoniem, samenstelling, uitdrukking 2SBC

Wat leer je?
  • Je weet hoe je achter de betekenis van moeilijke woorden kunt komen.
  • Herhalen :het begrip synoniem
  • je kent het begrip samenstelling
  • je leert het begrip figuurlijke taal en je kan een voorbeeld geven

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat leer je?
  • Je weet hoe je achter de betekenis van moeilijke woorden kunt komen.
  • Herhalen :het begrip synoniem
  • je kent het begrip samenstelling
  • je leert het begrip figuurlijke taal en je kan een voorbeeld geven

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij van synoniemen?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Synoniem voor:
Afbeeldingen
A
computer
B
plaatje
C
tafel
D
bal

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor bos
A
bomengroep
B
struikgewas
C
woud
D
palmboom

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een synoniem van dier?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is niet juist?
A
Een synoniem is een ander woord voor
B
Synoniemen betekenen ongeveer hetzelfde
C
Kapot is synoniem van stuk
D
Synoniemen zijn dezelfde woorden met een andere betekenis

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

 samenstellingen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
'parkeergarage'
 
Het woord is een samenstelling van 'parkeer' en 'garage'

parkeergarage is dus een garage om in te parkeren 




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat denk je dat het woord 'belastinggeld' betekent?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat denk je dat het woord 'fotografiecursus' betekent?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Samenstellingen
  • Een samenstelling is een woordcombinatie.
  • Knip de samenstelling in losse woorden. 
  • Vind de betekenis van deze woorden. 
  • Raad de betekenis van de woordcombinatie. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een uitdrukking opzoeken

  • Wil je een spreekwoord of gezegde in een (spreek)woordenboek opzoeken? Kijk dan eerst wat het belangrijkste woord van de uitdrukking kan zijn.

  • Je zoekt dan dit belangrijkste woord, het trefwoord, in het (spreek)woordenboek op.

Slide 13 - Slide

Ook in spreekwoordenboeken staan de trefwoorden op alfabetische volgorde. 


Raden of opzoeken
  • Je kunt de betekenis van een uitdrukking proberen te raden. Dit kan met de zinnen en zinsdelen eromheen.

  • Als raden niet lukt, kun je een woordenboek of spreekwoordenboek gebruiken. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is het belangrijkste woord van dit gezegde?
'Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken'
A
gegeven
B
paard
C
moet kijken
D
je

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belangrijkste woord van dit gezegde?
'Zijn eigen boontjes doppen'
A
eigen
B
doppen
C
boontjes

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een uitdrukking opzoeken

  • Wil je een spreekwoord of gezegde in een (spreek)woordenboek opzoeken? Kijk dan eerst wat het belangrijkste woord van de uitdrukking kan zijn.

  • Je zoekt dan dit belangrijkste woord, het trefwoord, in het (spreek)woordenboek op.

Slide 17 - Slide

Ook in spreekwoordenboeken staan de trefwoorden op alfabetische volgorde. 


'Ik vond het maar niks om weg te zijn van huis. Oost, west, thuis best.'
Wat betekent die tweede zin ?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Momentje  nadenken

Slide 19 - Slide

Hoe gaat het nu?
Wat gaat goed, wat kan beter?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
Je hebt nu geleerd over:

  • synoniem
  • samenstelling
  • de betekenis van een uitdrukking achterhalen

Maandag 27 november s.o. Over taal blok 1 en 2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat leer je vandaag?

  • Herhalen tekstdoel en tekstsoort
  • Herhalen verschillen tussen verkennend, grondig en   zoekend lezen. 
  • Je leert het verschil tussen onderwerp en deelonderwerp

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Een kenmerk van verkennend lezen is:
A
Je bekijkt de tekst: titel, tussenkopjes, plaatjes.
B
Je zoekt de woorden op die je niet begrijpt.
C
Je leest de tekst intensief.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bij grondig lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Nog niet

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Bij zoekend lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Niet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp van een tekst.

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In welke drie onderdelen is een tekst verdeeld?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Tekst 2
Insecten eten is gezond

http://www.nu.nl/lifestyle/3422156/insecten-eten-gezond.html

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Link

This item has no instructions

Geef het onderwerp van deze tekst
A
Insecten eten
B
Gezond eten
C
Bespaar het milieu
D
Arme landen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Tekst 3
Quest
Emo-eten werkt

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Link

This item has no instructions

Geef het onderwerp van deze tekst

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Wat is een deelonderwerp?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

DOEL:

Uitleggen


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Je hebt nu geleerd over:
  • tekstdoelen
  •  zoekend, verkennend en grondig lezen                                                                                               
  • onderwerp van een tekst
  • deelonderwerp

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

En nu aan de slag!
  • Maken Lezen blok 1 opdracht 5 en 6

  • Tip voor s.o. Over taal blok 1 en 2 maak digitale oefeningen       op It’s learning

Slide 42 - Slide

This item has no instructions