Taal Quiz Thema 8

Taal Quiz Groep 4
Thema 8
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taal Quiz Groep 4
Thema 8

Slide 1 - Slide

Welke zin is goed geschreven?
A
hij loopt naar school.
B
Hij loopt naar school
C
Hij loopt naar school.
D
Hij Loopt Naar School

Slide 2 - Quiz

Welke zin is goed geschreven
A
de juf schrijft op het bord
B
De meester drinkt zijn koffie
C
De hond poept op de stoep.
D
amsterdam is een mooie stad.

Slide 3 - Quiz

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter
A
amsterdam, luuk, hond
B
enschede, hetty, spinner
C
basisschool, stoel, pizza
D
marjolein, fiets, kat

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin

Het meisje bakt een lekkere taart.

Slide 5 - Open question

Wat is het werkwoord in deze zin

De jongen fietst naar school.

Slide 6 - Open question

Wat is het werkwoord in deze zin

De juf geeft de kinderen een token.

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoord in deze zin

De meester zegt hoe het moet.

Slide 8 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin

De boeken staan rechtop.

Slide 9 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin

Zij zit op een blauwe stoel.

Slide 10 - Open question

welke woorden staan op alfabetische volgorde
A
appel, citroen, tomaat
B
banaan, citroen, aardbei
C
aardbei, appel, citroen
D
citroen, perzik, tomaat

Slide 11 - Quiz

Zet de namen in alfabetische volgorde
Luuk, Marjolein, Suzan, Hetty, Lieke

Slide 12 - Open question

Bedenk zoveel mogelijk voorzetsels

Slide 13 - Mind map

Welke 3 lidwoorden zijn er?

Slide 14 - Open question

Wat betekent het woord:
de Winkelier
A
De hoeveelheid geld
B
Een rond schijfje metaal, waarmee je kunt betalen
C
Iemand die een winkel bezit
D
Iets dat niet nieuw, maar al gebruikt of gedragen is

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord:
Tweedehans
A
Iets dat niet gesloten of dicht is
B
Een rond schijfje metaal, waarmee je kunt betalen
C
Iemand die een winkel bezit
D
Iets dat niet nieuw, maar al gebruikt of gedragen is

Slide 16 - Quiz

Wat is de tegenstelling van:
Groot

Slide 17 - Open question

Wat is de tegenstelling van:
Duur

Slide 18 - Open question

Wat is de tegenstelling van:
warm

Slide 19 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin
Juf Hetty zit op de stoel

Slide 20 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin
Juf Marjolein heeft een baby in de buik

Slide 21 - Open question

wat betekent: de portie

Slide 22 - Open question

Bedenk een zin met een onderwerp.
Denk aan hoofdletters en punten

Slide 23 - Open question