2.1 Periodiek systeem & atoombouw

Onthouden:
  • Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen
  • Het atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
  • Het massagetal = aantal protonen + neutronen

  • lading proton = +1e
  • lading elektron = -1e
  • lading neutron = 0
1 / 20
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Onthouden:
  • Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen
  • Het atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
  • Het massagetal = aantal protonen + neutronen

  • lading proton = +1e
  • lading elektron = -1e
  • lading neutron = 0

Slide 1 - Slide

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel protonen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32

Slide 3 - Quiz

Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel elektronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32

Slide 4 - Quiz

Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel neutronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32

Slide 5 - Quiz

Een bepaald atoom bevat 15 protonen. Welk atoom is dit?
A
stikstof
B
zuurstof
C
fosfor
D
chloor

Slide 6 - Quiz

Een bepaald chloor atoom bevat 20 neutronen. Wat is het massagetal?
A
17
B
18
C
35
D
37

Slide 7 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 8 - Quiz

Isotopen

Slide 9 - Slide

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 10 - Quiz

Isotopen

Slide 11 - Slide

Isotopen zijn atomen met hetzelfde atoomnummer, en dus dezelfde soort, maar met een ander massagetal

Slide 12 - Slide

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 13 - Quiz

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 15 - Quiz

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 16 - Quiz

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Elektronen 'zweven' dus in bepaalde banen rondom de kern.
1e schil = K-schil: max 2 elektronen
2e schil = L-schil: max 8 elektronen
3e schil = M-schil: max 18 elektronen

Slide 18 - Slide

Periodiek systeem
  • kolom = groep
  • rij = periode

  • Groep 1 = alkalimetalen --> allemaal 1 elektron in buitenste schil
  • Groep 17 = halogenen --> allemaal 7 elektronen in buitenste schil
  • Groep 18 = edelgassen --> allemaal 8 elektronen in buitenste schil

Slide 19 - Slide

Hoeveel elektronen bevat natrium in zijn buitenste schil?
A
11
B
8
C
9
D
1

Slide 20 - Quiz