This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
2.4 Atoombouw
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg 2.4 atoombouw deel 1
Oefenen opg 52,53,57,64
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik kan de bouw van een atoom uitleggen met behulp van het atoommodel
Ik kan het verschil tussen de atoommassa en het massagetal van een atoom benoemen
Ik kan benoemen wat isotopen en zijn en aan de hand van het isotoop bepalen hoeveel protonen, neutronen en elektronen het isotoop bevat.
Slide 3 - Slide
Vorige les Molecuulformule
Geeft in een formule aan:
Welke atomen aanwezig zijn in een molecuul;
Hoeveel atomen aanwezig zijn in een molecuul.
Slide 4 - Slide
Vorige les: Atomen hebben massa
Als je de massa van een atoom kent, dan kan je ook altijd de massa van een molecuul uitrekenen.
De massa van een atoom staat in een tabel en hoef je NIET uit je hoofd te kennen.
Het atoom zuurstof (O) heeft dus massa 16,00 u
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Atoommodel
Slide 8 - Slide
Rutherford
Atoommodel Rutherford (1911):
Een atoom bestaat uit:
deeltje plek lading
Protonen kern +
Neutronen kern geen
Elektronen wolk -
Slide 9 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Atoommodel van Bohr
Slide 10 - Slide
Alle atomen bevatten dus dezelfde deeltjes (p+, e- en n). Hoe kan het dan dat er toch verschillende atomen zijn?
Slide 11 - Slide
Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
atoomnummer = aantal protonen
aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Onthouden:
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen
Het atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Het massagetal = aantal protonen + neutronen
lading proton = +1e
lading elektron = -1e
lading neutron = 0
Slide 14 - Slide
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel protonen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 15 - Quiz
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel elektronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 16 - Quiz
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel neutronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 17 - Quiz
Een bepaald atoom bevat 15 protonen. Welk atoom is dit?
A
stikstof
B
zuurstof
C
fosfor
D
chloor
Slide 18 - Quiz
Een bepaald chloor atoom bevat 20 neutronen. Wat is het massagetal?
A
17
B
18
C
35
D
37
Slide 19 - Quiz
2.4 deel 2
Isotopen en Relatieve atoomassa
Slide 20 - Slide
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 22 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 23 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 24 - Quiz
Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massagetal
B
In de kern, gelijk aan de massagetal
C
Rond de kern, gelijk aan(massagetal - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan
(massagetal -
atoomnummer)
Slide 25 - Quiz
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 26 - Quiz
Sommige deeltjes hebben evenveel protonen (en elektronen), maar een ander aantal neutronen.
Dit zijn ISOTOPEN.
Slide 27 - Slide
Isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen. Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een ander massagetal.
Slide 28 - Slide
Isotopen
Slide 29 - Slide
Voorbeeld
Hoeveel protonen, elektronen en neutronen bevat een Cl-37 atoom?
protonen = atoomnummer
Cl heeft atoomnummer 17
dus 17 protonen
ook 17 elektronen
neutronen = massagetal - protonen
massagetal = 37
dus 37-17 = 20 neutronen
Slide 30 - Slide
Isotopen
Slide 31 - Slide
Gemiddelde atoommassa
Hoe komen ze nu aan die atoommassa?
De atoommassa in periodiek systeem is de gemiddelde massa van de isotopen
Slide 32 - Slide
Planning
Uitleg 2.4 atoombouw
Oefenen opg 59,61,63,67
Afsluiting
Slide 33 - Slide
Voorbeeld. Gemiddelde atoommassa van magnesium
(78,99 x 23,98504) + (10,00 x 24,98584) + (11,01 x 25,98259) / 100
= 24,30505026 = 24,31 u
Slide 34 - Slide
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 35 - Quiz
Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee
Slide 36 - Quiz
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 37 - Quiz
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms
Slide 38 - Quiz
Afsluiting
Protonen, Neutronen, Elektronen: Waar zit het? Welke massa heeft het? Welke lading heeft het?