2VM blok 1.7 Grammatica les 3

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • 10 minuten lezen (H16)
  • Woord van de week
  • Huiswerk: H1.7 opdr. 6 t/m 11
  • Vragen? 
  • Quizje
  • Nieuw huiswerk:  H1.7 Grammatica opdr. 14 + 17
  • Klaar? stil lezen (H16)
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

massaal
met veel tegelijk


Slide 3 - Slide

Vaste volgorde van ontleden
- Mijn buurjongen heeft een oude Nokia zonder internet gekocht.
- Luuk zit een broodje te eten aan tafel.


1. Onderstreep de persoonsvorm (pv). --> vraagzin maken --> ww vooraan
2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen. --> kan het voor de pv?
3. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg). --> alle ww + splitsbare ww +  aan het + te
4. Benoem het onderwerp (o). --> wie/wat + pv?
5. Benoem het lijdend voorwerp (lv).  --> wie/wat + pv/gez. + o (+ gez.)?

Slide 4 - Slide

2. Verdeel de zin in zinsdelen:
Een Amerikaanse crimineel schoor zich in zijn cel.

Slide 5 - Open question

3. Benoem het werkwoordelijke gezegde:
Een Amerikaanse crimineel schoor zich in zijn cel .

Slide 6 - Open question

4. Benoem het onderwerp:
Een Amerikaanse crimineel schoor zich in zijn cel .

Slide 7 - Open question

5. Benoem het lijdend voorwerp:
Een Amerikaanse crimineel schoor zich in zijn cel .

Slide 8 - Open question

Werkwoordelijk gezegde
- Leerlingen zijn hard aan het oefenen met de opdrachten.
- De jongen wast de pannen zorgvuldig af.


1. alle werkwoorden
2. splitsbare werkwoorden (eet ...op)
3. te (zit te slapen)
4. aan het (is aan het gamen)
5. zich (Hij schaamt zich)


Slide 9 - Slide

Wederkerend werkwoord
Een wederkerend werkwoord (wkww) is een werkwoord waar in  zich voor staat: zich vergissen, zich gedragen, zich schamen.
Het woordje zich past zich steeds aan het onderwerp aan:

  • ik schaam me
  • jij schaamt je
  • u schaamt u/zich
  • wij schamen ons


Slide 10 - Slide

1. Wat is de pv?:
Een Amerikaanse crimineel schoor zich in zijn cel .

Slide 11 - Open question