Herhaling Thema 3

1 / 55
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

timer
0:30000

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

mijn huis
  • Ik woon met mijn familie in een dorp.
  • Wij wonen op nummer 14.
  • Mijn huis is pas gebouwd. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

mijn huis
  • Ik woon met mijn familie in een dorp.
  • Wij wonen op nummer 14.
  • Mijn huis is pas gebouwd. 
  • Wij hebben 3 slaapkamers.
  • Op het dak is een dakkapel.
  • Achter het huis is een grote tuin.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

mijn huis
  • Ik woon met mijn familie in een dorp.
  • Wij wonen op nummer 14.
  • Mijn huis is pas gebouwd. 
  • Wij hebben 3 slaapkamers.
  • Op het dak is een dakkapel.
  • Achter het huis is een grote tuin.
  • Wij hebben ook zonnepanelen op het dak.
  • De stoep is voor het huis.
  • Er mogen geen auto's rijden.
  • Dat vind ik heel fijn.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Van wie is dit huis? 

Slide 19 - Drag question

Van wie is dit huis? 

Slide 20 - Drag question

Van wie is dit huis? 

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

timer
10:00000

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

het huis
Werkwoord
geen werkwoord
eten
slapen
de tuin
het dak
regenen
het raam
de deur

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Typ de goede vorm van spellen:
Ik _____ mijn naam.

Slide 27 - Open question

Schrijf de goede vorm van spreken:
Ik _____ Duits en Engels.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Schrijf de goede vorm van schrijven:
Ik _____ in het boek.

Slide 30 - Open question

Schrijf de goede vorm van kiezen:
Rihana _____ een groene bank.

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Maak een goede zin met de woorden:
met een potlood ik schrijf.

Slide 33 - Open question

timer
10:00

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Waar kijk je naar buiten?
A
door het raam
B
door het dak
C
door de muur

Slide 36 - Quiz

Waar ga je naar binnen?
A
door het raam
B
door het balkon
C
door de deur

Slide 37 - Quiz

Wat zie je?

Slide 38 - Open question

Wat zie je?

Slide 39 - Open question

De leerlingen ______ een woord.
A
spel
B
spelt
C
spellen

Slide 40 - Quiz

Hij ______ welkom!
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 41 - Quiz

Jullie ______ hallo.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 42 - Quiz

Typ de goede vorm van spellen:
Arthur ______ weekend.

Slide 43 - Open question

Typ de goede vorm van spellen:
Ik _____ mijn naam.

Slide 44 - Open question

Typ de goede vorm van zeggen:
Turan en Dave ______ doei.

Slide 45 - Open question

Schrijf de goede vorm van spreken:
Ik _____ Duits en Engels.

Slide 46 - Open question

Schrijf de goede vorm van spreken:
De kinderen ______ Nederlands op school.

Slide 47 - Open question

Schrijf de goede vorm van wonen:
Mijn vader ______ niet in België.

Slide 48 - Open question

Welke kleur zie je?
gonre

Slide 49 - Open question

Welke kleur zie je?
ijrsg

Slide 50 - Open question

Schrijf de goede vorm van schrijven:
Henk _____ op papier.

Slide 51 - Open question

Schrijf de goede vorm van schrijven:
Ik _____ in het boek.

Slide 52 - Open question

Schrijf de goede vorm van kiezen:
Rihana _____ een groene bank.

Slide 53 - Open question

Maak een goede zin met de woorden:
met een potlood ik schrijf.

Slide 54 - Open question

Maak een goede zin met de woorden:
in een flat Lisa en Siem wonen.

Slide 55 - Open question