This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lektion 2
Slide 1 - Slide
Woche
guten Tag!
welcher Tag ist heute?
Slide 2 - Slide
Wie geht es dir? = Wie geht's?
Slide 3 - Slide
Lernziele
Aan het einde van de les kan ik;
- een kort radio-interview namen, getallen en bekende woorden verstaan.
- Je kunt de tegenwoordige tijd van werkwoorden in het enkelvoud toepassen.
Slide 4 - Slide
Seite 19 aufgabe 4
Slide 5 - Slide
Denk even terug aan de afbeelding terugblik
Waar denk je dat het mee te maken heeft?
Slide 6 - Slide
Grammatik
(fe)
ich
-e
du
-st
er, sie, es
-t
wir
-en
ihr
-t
sie, Sie
-en
Slide 7 - Slide
Grammatik
Stap 1. Stam van het werkwoord vinden
Stap 2. Uitgang van de feesttenten-regel erachter
Bijzonderheid: als een werkwoord eindigt op een sisklank (s, ss, ß, x of z) dan is de uitgang in de tweede persoon enkelvoud -t i.p.v. -st. du grüßt, du benutzt
Slide 8 - Slide
Stap 1:
Werkwoord -EN
Laatste letter eindigt op een S, X, Z, C
Laatste letter eindigt NIET op een S, X, Z, C
Ich wohne
Du wohnst
Er/Sie/es Wohnt
Ich heiße
Du heißt
Er/Sie/es heißt
Slide 9 - Slide
Seite 21/22 aufgabe 8, 9 & 10
Slide 10 - Slide
Wat is jouw antwoord op het lesdoel? Lesdoel: - een kort radio-interview namen, getallen en bekende woorden verstaan. - Je kunt de tegenwoordige tijd van werkwoorden in het enkelvoud toepassen.