3.2 Leestekens

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

SPELLING H3

3.1  Hoofdletters

3.2 Leestekens

3.3 Tekens bij woorden

Leestekens

3.2 Leestekens

LESDOEL:

Je gebruikt leestekens op de goede manier.

Waarom is het gebruik van leestekens belangrijk?

Waarom is het gebruik van leestekens belangrijk?

Goed gebruik van leestekens maakt een tekst eenvoudiger te lezen.

Welke leestekens?

punt                 .                     uitroepteken                !

komma           ,                     dubbele punt               :

vraagteken  ?                     aanhalingstekens     "

Punt    .

• aan het eind van de zin.
• bij sommige afkortingen (bijv. a.u.b.)  
  

       Maar niet bij: dvd, cd, btw, mbo

Komma   ,

• in opsommingen:
   Een goede thuishulp is verzorgende, verpleegkundige, psychiater en hulp in de huishouding tegelijk.

Komma   ,

• tussen twee persoonsvormen:
   Als ik dat wist, zou ik het wel zeggen.

Komma   ,

• voor of na een aanspreking:
   Meneer, kunt u mij helpen?

Komma   ,

• voor voegwoorden:
    Ik heb veel geleerd, omdat er altijd wel wat 
    te doen was tijdens mijn stage.

Vraagteken   ?

• na een vraag:
    Heb jij ook een brief gekregen?

Uitroepteken   !

• na een bevel:
    Hou daar onmiddellijk mee op!

Uitroepteken   !

• na een uitroep:
    Wat erg!

Dubbele punt  :

• bij een opsomming:
    Dit zijn mijn kwaliteiten: gastvrij,
    behulpzaam en stressbestendig.

Dubbele punt  :

• als iemand iets gaat zeggen (citaat):
    Toen zei mijn begeleider: 'Jammer, volgende
    keer beter!'

Dubbele punt  :

• voor een uitleg:
    Zo bedien je de oven: ...

Aanhalingstekens  :

• bij een citaat (je laat iemand letterlijk iets
    zeggen):
    Mijn begeleider zei: 'Volgende keer beter!'

QUIZ

Is de zin goed of fout?

Let op het goede gebruik van de leestekens!

Anne, heb jij de opdracht gemaild?

1. goed
2. fout

Jan vraagt waar kan ik het formulier vinden?

1. goed
2. fout

Peter riep: 'De vakantie was fantastisch?'

1. goed
2. fout

Mijn docent werkt op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag

1. goed
2. fout

Ik volg een opleiding omdat ik in de toekomst een fijne baan wil hebben.

1. goed
2. fout

Wanneer je voor het eerst bij je stage komt, moet je je voorstellen.

1. goed
2. fout

Wij organiseren reizen naar de volgende landen: Zuid-Afrika, China en Vietnam.

1. goed
2. fout

Maken

Boek B, blz. 174, opdracht 1 t/m 7

Klassikaal bespreken

Boek B, blz. 174, opdracht 1 t/m 7

Lesdoel behaald?

Je gebruikt leestekens op de goede manier.