Vragen en parler

Bonjour 
tout le monde
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Slide

het er werkwoord
het er werkwoord

Slide 2 - Slide

stap 1: hele werkwoord - er (stam)
stap 2: stam + juiste vervoeging

Slide 3 - Slide

Welke werkwoorden op -er ken je nog meer in het Frans? (Je mag spieken in je boek)

Slide 4 - Open question

Chercher
Oublier
Habiter
Aimer
Houden van
Wonen
Zoeken
Vergeten

Slide 5 - Drag question

Geef de vertaling van de Franse werkwoorden.
tekenen
luisteren naar
wonen
kijken naar
herhalen
naar huis gaan
blijven zitten
habiter
écouter
regarder
rentrer
dessiner
répéter
redoubler

Slide 6 - Drag question

Stappenplan werkwoorden op -er
Voorbeeldwerkwoord: danser (dansen) 

Stap 1:  Haal -er van het werkwoord af 
Stap 2:  Je hebt nu de stam van het werkwoord: dans
Stap 3:  Plak de juiste uitgang achter het werkwoord:
je -->  e               nous ---> ons
tu --> es             vous ----> ez
il/elle/on --->    ils/elles -----> ent

Slide 7 - Slide

Vous adorez le dessin?
A
Zijn jullie dol op tekenen?
B
Of wij dol op tekenen zijn?
C
Hebben jullie een hekel aan tekenen?
D
Wij, een hekel aan tekenen?

Slide 8 - Quiz

Vertaal: Zij praten Frans
(praten = parler)
A
Je parle francais
B
Tu parles francais
C
Nous parlons francais
D
Ils/elles parlent francais

Slide 9 - Quiz

Wij wonen in Nederland
A
Vous habitez aux Pays-Bas
B
Nous habitons aux Pays-Bas
C
Elle habite aux Pays-Bas

Slide 10 - Quiz

Ik heb een hekel aan school

Je ............ l'école
A
détestes
B
déteste
C
détestons
D
détestez

Slide 11 - Quiz

Maak nu zelf een Franse zin met "aimer" (houden van) in de juiste vorm

Slide 12 - Open question

VRAAGWOORDEN 





  • Welke  vraagwoorden ken je in het Nederlands?
  • Waarom zijn vraagwoorden handig? 
  • Welke vraagwoorden ken je al in het Frans? 

Slide 13 - Slide

Wat heb je nodig?
Les mots interrogatifs

Slide 14 - Slide

Combien de personnes sont présents?

combien = ...
A
wanneer
B
hoe
C
hoeveel
D
wie

Slide 15 - Quiz

Où est le cinéma?

où = ...
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 16 - Quiz

Pourquoi il cherche son sac à dos?
Pourquoi =
A
Wanneer
B
Hoe
C
Waarom
D
Welke

Slide 17 - Quiz

Vraagwoorden, 
Combineer:
Wanneer
waar
hoe
Wie
waarom
hoeveel
quand
comment
qui
pourquoi
combien

Slide 18 - Drag question

Bedenk nu zelf twee vragen in het Frans met twee verschillende vraagwoorden voor je buurman/vrouw:

Slide 19 - Open question

Questions, questions, questions???

Slide 20 - Slide