4B Poëzie en fictie C - Identiteit

Fictie
C. Identiteit
blz. 188




Je boek ligt op tafel.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie
C. Identiteit
blz. 188




Je boek ligt op tafel.

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Opdracht 1 gezamenlijk
- Tekst 1 lezen en opdracht 2 maken
- Tekst 2 lezen en opdracht 3 maken
 -> Lesdoel: je weet wat 'identiteit' betekent.

Slide 2 - Slide

Opdracht 1 (p. 188)
Je identiteit is wie jij bent, door alle eigenschappen die bij jou horen én door alles wat je hebt meegemaakt. Wat bepaalt jouw identiteit? 
Je mag meerdere antwoorden invullen.

familie / geloof / hobby’s / kleding / leeftijd / muziek / sekse / vrienden / iets anders, namelijk...

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

tekst 1
Billy Elliot
Billy is twaalf jaar en woont in Engeland. Zijn moeder is overleden. Zijn broer Tony en zijn vader werken als mijnwerker, maar ze zijn aan het staken. Daardoor krijgen ze geen geld. Elke zaterdag gaat Billy naar boksles, maar dat is geen succes. In hetzelfde gebouw wordt ook balletles gegeven. Sinds een paar weken gaat Billy daar stiekem heen. Zijn vader komt erachter en is niet blij.

Slide 5 - Slide

Opdracht 2
Billy Elliot
  1. Billy en zijn vader hebben er ruzie over dat Billy op ballet wil.Met wie ben jij het eens? Billy/Billy's vader
  2. Billy denkt: ‘Ik word heus niet iemand anders, alleen omdat ik van dansen hou’. Ben jij het daarmee eens?
  3. Wat heeft tekst 1 te maken met ‘identiteit’?

Slide 6 - Slide

tekst 2 (p. 190)
Vrijheid
Femke (17 jaar, ik-persoon) heeft al jaren een eetstoornis en weinig zelfvertrouwen. Zij krijgt een week paardentherapie op een ranch (een soort boerderij) in de Spaanse Pyreneeën. Edward is haar begeleider.

Slide 7 - Slide

Opdracht 3 (p. 189)
Vrijheid
  1. Onderstreep een zin in waaruit blijkt dat Femke onzeker is.
  2. Pablo wil niet over de balk springen. Femke lost dat probleem op door ...
  3. Welke les leert Femke van Edward en Pablo? Onderstreep in de tekst.

Slide 8 - Slide

Opdracht 4 (p. 191)
Vrijheid
Lees tekst 3. Hier lees je hoe 'Vrijheid' verdergaat.

De week is bijna voorbij. Femke gaat met Edward en Sharif naar een plaats vanwaaraf ze een prachtig uitzicht heeft.

Slide 9 - Slide

Opdracht 4 (p. 191)
Vrijheid
  1. Femke wil de ‘denkbeeldige navelstreng’ met haar moeder achterlaten.Daarmee bedoelt ze dat ze een betere band met haar moeder wil krijgen/zich los wil maken van haar moeder.
  2. Femke wil ook haar ‘masker’ laten wegwaaien. Iemand die een masker opheeft, durft wel/niet zichzelf te zijn.
  3. De titel Vrijheid past goed bij dit verhaal, omdat ...

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

tekst 4 (p. 192)
De kick
Lees tekst 4. Het is een fragment uit De kick van Helen Vreeswijk. De schrijfster werkte bij de recherche van de politie. De kick is gebaseerd op een waargebeurd verhaal.

Slide 12 - Slide

Opdracht 5 (p. 192)
De kick
  1. Frits heeft een blanco briefje (een briefje waar niets op staat) in de pot gestopt, omdat ...
  2. Uiteindelijk schrijft Frits toch iets op zijn briefje, omdat ...
  3. Frits staat helemaal achter / heeft moeite met de acties van zijn vrienden.
  4. Vind je dat Frits door moet gaan met de acties?

Slide 13 - Slide

tekst 5 (p. 192)
De kick

Lees tekst 5. Hier lees je hoe De kick verdergaat.

Slide 14 - Slide

Opdracht 6 (p. 193)
De kick
1. Onderstreep de zinnen waaraan je kunt zien hoe Maurice erover denkt dat Steef en Peter wapens hebben gekocht.
2. Peter denkt dat Maurice ‘de druk niet aankan’. Wat denk jij? Maurice kan / wil niet meer meedoen, want ...
3. Frits kiest ervoor om mee te doen, maar Maurice stopt ermee.
Een voordeel van mee blijven doen, is ...
Een voordeel van ermee stoppen, is ...
4. Ik vind dat Frits / Maurice een goede keuze maakt, omdat..
5. De schrijfster van De kick wil jongeren aan het denken zetten. Waarover zetten tekst 4 en 5 jou aan het denken?

Slide 15 - Slide

Opdracht 7 (p. 195)
  • De fragmenten uit deze paragraaf hebben allemaal met identiteit te maken. Noteer achter elke titel twee van de volgende woorden: groepsdruk – meelopen – onzekerheid – sterk – zelfbeeld – zelfstandig.
  • Op welke hoofdpersoon zou je (een beetje) willen lijken?

Slide 16 - Slide