A) Descartes meende dat men alleen door ervaring en experimenten tot kennis van de waarheid kon komen.
B) Door zijn wetenschappelijke onderzoek droeg Newton eraan bij dat sommige mensen God
minder gingen zien als een hogere macht die vanuit de hemel het leven op aarde regelde.
C) Het humanisme droeg bij aan het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie door teksten
uit de Oudheid kritisch te bestuderen.
D) Locke illustreerde het verband tussen wetenschappelijke revolutie en Verlichting, omdat hij
zijn wetenschappelijke inzichten gebruikte bij het formuleren van zijn politieke en sociale
ideeën.
E) Omdat er zoveel geld en energie werd geïnvesteerd in de overzeese expansie, vond de
wetenschappelijke revolutie veel later plaats dan mogelijk zou zijn geweest.