H1.3 Vermogen en energie

H1.3 Vermogen en energie
planning vandaag:
  • herhaling P2
  • uitleg P3 vermogen en energie
  • proefjes 
  • aan het werk 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H1.3 Vermogen en energie
planning vandaag:
  • herhaling P2
  • uitleg P3 vermogen en energie
  • proefjes 
  • aan het werk 

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les:
  1. Je weet wat vermogen en energie is, welke symbolen daarbij horen en welke eenheid
  2. Je weet hoe je vermogen en energie kunt uitrekenen

Slide 2 - Slide

1.3 Elektrische Energie

Slide 3 - Slide

Welke verbruikt meer energie?
of

Slide 4 - Slide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen


Een eenheid van vermogen is 
de watt (W)

Een andere eenheid is joule per seconde (J/s). 

Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 

Slide 5 - Slide

Vermogen berekenen

Slide 6 - Slide

voorbeeld 1:

wanneer je een lamp van 40 W op een stopcontact van 230 V aansluit, gaat er een stroom lopen. Bereken de stroomsterkte. 
Gebruik GOFIRE methode.

Slide 7 - Slide

voorbeeld 2:
Je sluit een magnetron van 0,9 kW aan 
op een stopcontact van 230 V. Bereken de stroomsterkte.
Gebruik GOFIRE methode.

Slide 8 - Slide

Wat weten we over vermogen?
Vermogen is wat een apparaat nodig heeft om te werken in Watt
P=U.I     Watt=Volt. Ampère

Watt is gelijk aan Joule per seconde
W= J/s

Dus een apparaat van 500 Watt heeft per seconde 500 Joule nodig om goed te werken



Slide 9 - Slide

Energieverbruik

Slide 10 - Slide

Omrekenen

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 1
Een elektrische auto rijd 2 uur lang met een vermogen van 15000 W. Bereken de hoeveelheid verbruikte elektrische energie in kWh.
gebruik GOFIRE methode.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld 2
Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 uur twee lampen van 5 W. Bovendien staan een tv van 140 W en een computer van 250 W aan. 
a)Bereken het energieverbruik van al deze apparaten samen.
b)Bereken ook hoeveel je moet betalen voor de verbruikte       elektrische energie als 1 kWh € 0,23 kost.

Slide 13 - Slide

Aan het werk
GL: Maak opgave 1 t/m 14 op blz. 36 t/m 44
KADER: maak opgave 1 t/m 11 blz. 36 t/m 42

Slide 14 - Slide