19-1 /2/3: Tekstverbanden en signaalwoorden 2

Tekstverbanden & signaalwoorden

Neem blz. 72 voor je van hfst 3/lezen over tekstverbanden en signaalwoorden.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstverbanden & signaalwoorden

Neem blz. 72 voor je van hfst 3/lezen over tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 1 - Slide

Herhaling tekstverbanden:
- Chronologisch
- Opsommend
- Tegenstellend
- Toelichtend
- Vergelijkend

Je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Je kunt samenvattende, voorwaardelijke, toegevende en doel-middel verbanden vinden in een tekst.

lesdoelen

Slide 2 - Slide

Wat is een tekstverband?
Tekstverbanden maken duidelijk wat woorden, zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben. 

Deze tekstverbanden kun je herkennen aan bepaalde signaalwoorden

-> tekst beter begrijpen.

Slide 3 - Slide

Uitleg
Tegenstellend verband:
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
Toelichtend verband:
In een toelichtend verband wordt extra informatie of uitleg gegeven bij een onderwerp. 

Slide 4 - Slide

Opsommend verband:
In een opsommend verband worden zaken achter elkaar genoemd.

Chronologisch verband:
In een chronologisch verband worden gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven.

Vergelijkend verband:
Er wordt iets duidelijk gemaakt door een verschil of overeenkomst te noemen.

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden


Tegenstellend verband:
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ondanks, aan de ene kant... aan de andere kant

Toelichtend verband:
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 6 - Slide

Opsommend verband:
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar) 

Chronologisch verband:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort. (Ook jaartallen en data)

Vergelijkend verband:
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met


Slide 7 - Slide

'Intussen'
geef een ..... verband aan
A
Chronologisch
B
Toelichtend
C
Opsommend
D
Tegenstellend

Slide 8 - Quiz

'Bijvoorbeeld'
geef een ..... verband aan
A
Tegenstellend
B
Toelichtend
C
Opsommend
D
Chronologisch

Slide 9 - Quiz

'Aan de ene kant... aan de andere kant'
geef een ..... verband aan
A
Opsommend
B
Toelichtend
C
Chronologisch
D
Tegenstellend

Slide 10 - Quiz

In een ..... verband worden dingen achter elkaar genoemd.
A
Tegenstellend
B
Toelichtend
C
Opsommend
D
Chronologisch

Slide 11 - Quiz

'Maar'
geef een ..... verband aan
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Chronologisch
D
Tegenstellend

Slide 12 - Quiz

'Binnenkort'
geef een ..... verband aan
A
Chronologisch
B
Tegenstellend
C
Toelichtend
D
Opsommend

Slide 13 - Quiz

'Zoals'
geef een ..... verband aan
A
Tegenstellend
B
Toelichtend
C
Opsommend
D
Chronologisch

Slide 14 - Quiz

Maken/huiswerk:
Startopdracht en opdracht 1.
Klaar? Lezen in je leesboek.

Slide 15 - Slide

Is het doel bereikt? Kan je dit nu?

Je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Je kunt samenvattende, voorwaardelijke, toegevende en doel-middel verbanden vinden in een tekst.

lesdoelen

Slide 16 - Slide

Les 2

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden & signaalwoorden

Vandaag gaan we verder met  tekstverbanden en signaalwoorden op blz. 72.

Slide 18 - Slide

Herhaling tekstverbanden:
- Chronologisch
- Opsommend
- Tegenstellend
- Toelichtend
- Vergelijkend

Je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Je kunt samenvattende, voorwaardelijke, toegevende en doel-middel verbanden vinden in een tekst.

lesdoelen

Slide 19 - Slide

Maken/huiswerk:
Opdracht 2 en 4.

Klaar? Les 3 (dus de tweede 
les van dit blokuur is een leesles.
Je gaat dus lezen in je leesboek.

Slide 20 - Slide