What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
spellingquiz
1. De regel van 't ex-kofschip is voor de:
A
spelling van werkwoorden in de VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
1 / 41
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
1. De regel van 't ex-kofschip is voor de:
A
spelling van werkwoorden in de VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
Slide 1 - Quiz
2. Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 2 - Quiz
3. (vinden) Ik ... spelling erg lastig.
A
vind
B
vint
C
vindt
Slide 3 - Quiz
4. bedienen
A
Hij bediend de gasten.
B
Hij bedient de gasten.
C
Hij bediendt de gasten.
Slide 4 - Quiz
5. voltooid deelwoord (nee = D)
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant.
Slide 5 - Quiz
6. Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
Slide 6 - Quiz
7. Afgelopen week (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 7 - Quiz
8. begeleiden
A
Zij begeleiden gisteren de vrouw naar huis .
B
Zij begeleidden gisteren de vrouw naar huis.
C
Zij begeleidde gisteren de vrouw naar huis.
D
Zij begeleide gisteren de vrouw naar huis.
Slide 8 - Quiz
9.
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt
Slide 9 - Quiz
10.
Ik (vinden) het geweldig dat jij je (aanmelden) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt
Slide 10 - Quiz
11. De (hout) tafel
A
houte
B
houten
C
houtte
Slide 11 - Quiz
12. de (goud) ring
A
gouden
B
goude
C
goudde
D
goudden
Slide 12 - Quiz
13. Het (plastic) speelgoed
A
plastic
B
plasticen
Slide 13 - Quiz
14. de (riet) mand
A
rieten
B
riete
C
riet
Slide 14 - Quiz
15. meervoud:
schaal
A
schallen
B
schaals
C
schalen
D
schaalen
Slide 15 - Quiz
16. Het meervoud van dominee is?
A
dominees
B
dominee's
C
dominnees
Slide 16 - Quiz
17. Meervoud van bacterie.
A
Bacteriën
B
Bacterieën
Slide 17 - Quiz
18. Meervoud:
etalage
A
etalages
B
etalage's
C
etalagés
D
etalagé's
Slide 18 - Quiz
19. Meervoud:
menu
A
menus
B
menuus
C
menu's
Slide 19 - Quiz
20. Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's
Slide 20 - Quiz
21. Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's
Slide 21 - Quiz
22. Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's
Slide 22 - Quiz
23. Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën
Slide 23 - Quiz
24: meervoud van wolf
A
wolfen
B
wolven
C
wolffen
D
wolfs
Slide 24 - Quiz
25. Meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën
C
ideëen
Slide 25 - Quiz
26. Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar.
A
goed
B
fout
Slide 26 - Quiz
27: Kies de juiste samenstelling
A
Kippenhok
B
Kippehok
Slide 27 - Quiz
28. Kies de juiste samenstelling
A
aspergesoep
B
aspergensoep
Slide 28 - Quiz
29. Kies de juiste samenstelling
A
zonnescherm
B
zonnenscherm
Slide 29 - Quiz
30. Wat is de juiste samenstelling?
A
spinneweb
B
spinnenweb
Slide 30 - Quiz
31. Hoe schrijf je de samenstelling:
beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig
C
beeregezellig
Slide 31 - Quiz
32. Maak er een samenstelling van:
geboorte + cijfer =
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer
C
geboortescijfer
Slide 32 - Quiz
33. Hoe maak je de samenstelling:
verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval
C
verassingsaanval
D
verassingaanval
Slide 33 - Quiz
34. Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groenteboer
B
groentenboer
Slide 34 - Quiz
35. Waar is het koppelteken goed gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk
Slide 35 - Quiz
36. Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen
Slide 36 - Quiz
37. Wel of geen koppelteken?
A
dvd collectie
B
dvd-collectie
C
dvdcollectie
Slide 37 - Quiz
38. De man fluisterde: "Ik kan niet meer."
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.
Slide 38 - Quiz
39. Welke zin is goed?
A
Daniël vroeg: "Wie gaat mee naar de Bioscoop?"
B
Daniël vroeg: "Wie gaat mee naar de bioscoop?"
C
Daniël vroeg: "wie gaat er mee naar de bioscoop?"
Slide 39 - Quiz
40. Welke zin is goed?
A
In de carnavalsvakantie ga ik op wintersport.
B
In de Carnavalsvakantie ga ik op wintersport.
C
In de carnavalsvakantie ga ik op Wintersport.
Slide 40 - Quiz
41. Welke naam is goed?
A
Karin van der Velden
B
Karin Van der velden
C
Karin Van der Velden
D
Karin Vandervelden
Slide 41 - Quiz
More lessons like this
spellingquiz
September 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
December 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
March 2021
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
April 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
4B Spelling oefenen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 4
BB Hoe sta je ervoor met (ww)spelling?
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
September 2024
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
April 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4