voorzetselvoorwerp

Half 1
Onur, Esma, Adannaya, Hafsa
Dzhengiz, Mustafa, Nicole en Jenicio
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Half 1
Onur, Esma, Adannaya, Hafsa
Dzhengiz, Mustafa, Nicole en Jenicio

Slide 1 - Slide

Noteer zoveel
mogelijk voorzetsels

Slide 2 - Mind map

Vul het juiste voorzetsel in.
Heb vertrouwen ...... (je ouders)
A
in
B
onder
C
aan
D
op

Slide 3 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
streven ...... (een mooi cijfer)
A
in
B
onder
C
aan
D
naar

Slide 4 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
hopen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 5 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
klagen..... (een slecht cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Verlangen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
naar
D
om

Slide 7 - Quiz

Bedenk een ander ww
waar een vz bij hoort

Slide 8 - Mind map


Verdeel de zin in zinsdelen. De leerlingen rekenen op een ruitjesblaadje tijdens de toets wiskunde.

Slide 9 - Open question

De leerlingen /rekenen /op een ruitjesblaadje/ tijdens de toets wiskunde.
Handeling = rekenen

Waarop rekenen de leerlingen? -> op een ruitjesblaadje (bwb)
Wanneer rekenen de leerlingen -> tijdens de toets wiskunde (bwb)

Vergelijk het werkwoord rekenen met de volgende zin. Is de betekenis van rekenen hetzelfde? 
"De leerlingen/ rekenen/ op een toets van wiskunde".
Op een toets van wiskunde is hier 1 zinsdeel.  bvb van wiskunde -> toets 



Slide 10 - Slide

Is de betekenis van rekenen (op ) in beide zinnen hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Voorzetselvoorwerp (nieuw zinsdeel)
"De leerlingen/ rekenen/ op een toets van wiskunde".
Op een so van wiskunde = hier 1 zinsdeel. 
 bvb = van wiskunde -> toets         (extra info over zn toets)

Rekenen (op) is hier figuurlijk bedoeld. 
Het voorzetsel op = een vast voorzetsel bij rekenen.
Op is het eerste woord van het voorzetselvoorwerp (zinsdeel)

Slide 12 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bwb. 
Beide zinsdelen kunnen beginnen met een voorzetsel, maar ...
Het voorzetsel van het voorzetselvoorwerp hoort bij het werkwoord. = vast voorzetsel
Het werkwoord + vaste voorzetsel = Figuurlijke betekenis 
Denk maar aan het verschil tussen rekenen en rekenen op

Slide 13 - Slide

Wanneer bwb 

Als het voorzetsel door een ander voorzetsel kan worden vervangen, is het een bijwoordelijke bepaling. Bijvoorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel.
Wanneer voorzetselvoorwerp

Als het voorzetsel een vast voorzetsel is. 

Je kan niet zeggen rekenen onder

Figuurlijk taalgebruik

Slide 14 - Slide

Half 1 online komen 

Extra mentorgesprek
Onur, Esma, Adannaya, Hafsa
Dzhengiz, Mustafa, Nicole en Jenicio

Slide 15 - Slide