Voorzetselvoorwerp

Welkom
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Voorzetselvoorwerp
Lesdoel:
Na deze les weet je wat een vzvw is
Na deze les kun je een vzvw herkennen in een zin
Na deze les ken je het verschil tussen een vzvw en een bwp

Slide 3 - Slide

Vul voorzetsels in

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Vul het juiste voorzetsel in.
Heb vertrouwen ...... (je ouders)
A
in
B
onder
C
aan
D
op

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
streven ...... (een mooi cijfer)
A
in
B
onder
C
aan
D
naar

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
hopen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
klagen..... (een slecht cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Verlangen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
naar
D
om

Slide 10 - Quiz

Bedenk een ander ww
waar een vz bij hoort

Slide 11 - Mind map

Voorzetselvoorwerp
Het vzv begint altijd met een voorzetsel. Dit voorzetsel is een vast voorzetsel bij een zelfstandig werkwoord van de zin. Je kunt het (bijna) niet vervangen door een ander voorzetsel.


Slide 12 - Slide

Voorbeelden
Op een hete dag snakt iedereen naar een beetje verkoeling.
Jij stemt toch ook op mijn broer?

Slide 13 - Slide

De leerlingen/ rekenen/ op een schriftelijke overhoring van het hoofdstuk.

Vergelijk het werkwoord rekenen met de volgende zin. Is de betekenis van rekenen hetzelfde? 

De leerlingen/ rekenen/ op een ruitjesblad/ tijdens de toets van het hoofdstuk.
 



Slide 14 - Slide

Is de betekenis van rekenen (op ) in beide zinnen hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Voorzetselvoorwerp (nieuw zinsdeel)
De leerlingen/ rekenen/ op een overhoring van het hoofdstuk.
Op een overhoring van het hoofstuk = hier 1 zinsdeel. 
 bvb = van het hoofdstuk -> overhoring  (extra info over zn overhoring)
Rekenen (op) is hier figuurlijk bedoeld. 
Het voorzetsel op = een vast voorzetsel bij rekenen.
Op is het eerste woord van het voorzetselvoorwerp (zinsdeel)

Slide 16 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
De leerlingen/ rekenen/ op een ruitjesblad/ tijdens de toets van het hoofdstuk.

Letterlijk taalgebruik

Slide 17 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bwb. 
Beide zinsdelen kunnen beginnen met een voorzetsel, maar ...
Het voorzetsel van het voorzetselvoorwerp hoort bij het werkwoord = een vast voorzetsel
Het werkwoord + vaste voorzetsel = Figuurlijke betekenis 
Denk maar aan het verschil tussen rekenen en rekenen op

Slide 18 - Slide

Wanneer bwb 

Als het voorzetsel door een ander voorzetsel kan worden vervangen, is het een bijwoordelijke bepaling. Bijvoorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel.
Wanneer voorzetselvoorwerp

Als het voorzetsel een vast voorzetsel is. 

Je kan niet zeggen rekenen onder

Figuurlijk taalgebruik

Slide 19 - Slide

Vragen
Welke vragen heb je nog?

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 4, 5 op blz. 122. (En 6 als je eerder klaar bent).
De eerste 5 minuten werk je zelfstandig in stilte. 
De volgende 5 minuten vergelijk je je antwoorden met je buurman/-vrouw. Ik loop rond voor vragen.

Slide 21 - Slide