1kader 5.7 grammatica pvnw bvnw

5.7 Welkom bij Nederlands
GRAMMATICA woordsoorten
Start met lezen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.7 Welkom bij Nederlands
GRAMMATICA woordsoorten
Start met lezen

Slide 1 - Slide

5.7 Welkom bij Nederlands
Spelling: voltooid deelwoord
Start met lezen

Slide 2 - Slide

Tot nu toe
Lidwoord  (lw)  
Zelfstandig naamwoord (zn)
Bijvoeglijk naamwoord (bn)   
Werkwoord (ww)  
Voorzetsel (vz)

timer
1:00

Slide 3 - Slide

Welke woordsoorten hebben we al geleerd?

Slide 4 - Open question

 5.7 Lesdoelen 
5.7 Doel:
• Je kunt de woordsoorten
persoonlijk .nw.  
bezittelijk vnw.

herkennen en benoemen.
• Je kunt deze woordsoorten correct gebruiken.

Slide 5 - Slide

5.7 Woordsoorten
 5.7 Verplicht: 
Deze LessonUp en  leerteksten:
Persoonlijkvoornaamwoord 1 en 2
Bezittelijk vnw filmpje
Verplichte opdrachten
Nu eerst:
Instapopdracht 1 


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

 5.7 Samen
Persoonlijk vnw 1 en opdracht 3 
Persoonlijk vnw 2 en opdracht 4




Slide 8 - Slide

 5.7 Weer aan de slag 
Persoonlijk vnw: 
Opdracht 5, 6, 8 (nabespreken)

Leertekst bezittelijk vnw en flimpje psv bzv 
opdracht 10 en 15 
Test Jezelf 5.7 
Numo taken: 4.7 en 5.7 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

persoonlijk vnw herhaling
  • Leertekst 1 
  • filmpje over psv 1
  • Leertekst 2 


Slide 11 - Slide

bezittelijk vnw 
  • Leertekst 
  • filmpje over  bzv
  • filmpje SnapJe


Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

handig lijstje

Slide 14 - Slide

5.7 Aan de slag, succes!
Maak opdrachten:
4, 5, 6, 8 en 9, 10, 12, 15 



Let op:
15 is een totaalopdracht
Kun je goed controleren of je lesdoelen hebt behaald!
nabespreken

Slide 15 - Slide

Benoem alle woordsoorten in deze zinnen.
1. Ik zal haar een indrukwekkend verhaal vertellen.
2. In de duistere nacht liepen we naar een prachtig bos.
3. Onze schoenen waren kletsnat van de sompige grond.
4. We gleden van de steile helling af. 
5. Het maakte ons niet uit. 
Soms kun je een woordje niet benoemen, zet een streepje.

Slide 16 - Slide

In welke zin zijn juiste psv gebruikt?:
'Opa bakt koekjes.
Oma bevuilt het fornuis.'

A
Hun bakken koekjes. Hij bevuilt de oven.
B
Zij bakt ze. Hij bevuilt deze.
C
U bakt koekjes. U bevuilt het.
D
Hij bakt ze. zij bevuilt het.

Slide 17 - Quiz

Oefen mee

Slide 18 - Slide

Wil je je tas in de gang laten staan?
1. De eerste 'je' = bzv
2. De tweede 'je' = psv
A
Stelling 1 en 2 zijn beiden waar
B
Stelling 1 en 2 zijn beiden niet waar.
C
Stelling 1 is alleen waar.
D
Stelling 2 is alleen waar.

Slide 19 - Quiz

Benoem alle woordjes in deze zin:
Mijn moeder stak de kaarsen aan.

Slide 20 - Open question

Ik heb een groot probleem.
Welke woordsoort is 'probleem'?
A
zn
B
vz
C
bn
D
ww

Slide 21 - Quiz

De scheidsrechter is streng.

Zij liet mij haar gele kaart zien. 
A
zij=psv mij=psv haar=psv
B
zij=psv mij=bzv haar=bzv
C
zij=psv mij= psv haar = bzv
D
zij=bzv mij=bzv haar=psv

Slide 22 - Quiz

Zoek alle voorzetsels in deze zin.
In de regen loop ik tijdens de avondvierdaagse over de brug. 
A
in de ik over
B
in tijdens de de
C
loop avondvierdaagse brug
D
in tijdens over

Slide 23 - Quiz