Les 5

Nederlandse taal en literatuur



Schrijfvaardigheid (T5_1)
Les 5
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlandse taal en literatuur



Schrijfvaardigheid (T5_1)
Les 5

Slide 1 - Slide

Programma
NETL2/H5b: Nakijken: Blok 1 opdracht 5
NETL2/H5b: Tekstsoorten
Uitleg Blok 1 [11], [13] en [14]
BOOSTER-opdracht en leeslijst
Afronding

Slide 2 - Slide

Bespreken: Blok 1 Opdracht 5

Slide 3 - Slide

Tekstsoorten

Slide 4 - Slide

Uitleg Blok 1 Schrijfvaardigheid [11], [13] en [14]

Zakelijke brief en e-mail: publiek
[11] Overzicht publiekgerichtheid
Je houdt rekening met je publiek > want: doel bereiken en elk publiek is anders
- bepaal je doel (informeren/instrueren/uiteenzetten/overtuigen/activeren/beschouwen/amuseren);
- breng je publiek in kaart;
- stem inhoud af op publiek;
- stem vorm af op publiek;
- stem taalgebruik en toon af op publiek;

- stem tekst of presentatie af op publiek > schrijven:
> duidelijke alinea's?
> duidelijke opbouw in inleiding/middenstuk/slot?
> tussenkopjes aanwezig?
> duidelijke opmaak?

Slide 5 - Slide

Uitleg Blok 1 Schrijfvaardigheid [11], [13] en [14]

Zakelijke brief en e-mail: publiek
[13] Inhoud afstemmen op publiek
Publiekgericht > inhoud van de tekst moet aansluiten bij het niveau van de lezer, moet uitnodigend zijn, moet interessant en boeiend zijn, en moet (vooral!) betrouwbaar zijn

Uitnodigend > pakkend begin, opvallende (onder)titel, uitdagende lead (samenvattende inleiding), anekdote, beelden

Betrouwbaarheid > het noemen van (controleerbare) feiten en bronnen en aangeven hoe je eraan komt, het belichten van meerdere kanten van een zaak, duidelijk feiten onderscheiden van meningen ('Nu is het zo dat...' versus 'Ik vind dat...')

Slide 6 - Slide

Uitleg Blok 1 Schrijfvaardigheid [11], [13] en [14]

Zakelijke brief en e-mail: publiek
[14] Taalgebruik afstemmen op publiek > doel: aandacht zo lang mogelijk vasthouden

Pas je taalgebruik aan aan je publiek (= register)
De volgende elementen spelen een rol:
- woordkeus > kies voor algemeen bekende woorden;
- figuurlijk taalgebruik > maakt levendig, maar niet te veel;
- zinsbouw > niet te lange zinnen, wissel lang af met kort;
- formuleringen > gebruik concrete formuleringen, anders afhaken lezer (hangt echter af van publiek);
- toon > toon hangt af van relatie publiek en soort tekst.
Voorbeeld: 'Hé joh, waar zitten je hersens? Denk eens na, man!' > populair/stoer
'Dat lijkt me niet zo'n goed idee. Misschien moeten we het anders doen?' > neutraal

Slide 7 - Slide

BOOSTER-opdracht 
Check - wat kan ik al?
De casus: 
Je bent een leerling in havo-5 en je hebt in de afgelopen jaren veel geleerd over de Nederlandse taal en literatuur. Je hebt de opdracht gekregen om een uiteenzetting te schrijven waarin je uiteenzet waarom het belangrijk is om de Nederlandse taal goed te kunnen beheersen in de moderne samenleving. Je docent verwacht een goed onderbouwde, feitelijke zakelijke tekst van minimaal 200 woorden, die met de hand is geschreven. Denk ook aan de vormkenmerken van de zakelijke brief, sluit af met passende slotzin.

Stap 1: Brainstorm - wat wil je gaan schrijven?
Stap 2: Orden - wat wil je waar gaan schrijven?
Stap 3: Bepaal de opbouw - inleiding, middenstuk, slot? Eventueel tekststructuur (vraag-antwoord, probleem-oplossing)
Stap 4: Schrijf de tekst
Stap 5: Lees terug
Stap 6: Evalueer - wat ging er goed? Wat ging er minder goed? Laat eventueel iemand meekijken
Stap 7: Reviseer - pas aan!

Slide 8 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 9 - Open question

Afronding

Slide 10 - Slide