This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Ordenen
Herhaling
Basisstof 3.1 t/m 3.5
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
De 4 rijken en hun cellen met de celkenmerken
planten
dieren
schimmels
bacteriën
celkern
celwand
bladgroenkorrels
celkern
celkern
celwand
celwand
1
2
extra
cytoplasma = celplasma = een stroperige (cel)vloeistof
2
extra
grote vacuole = vochtblaasje
1
3
extra
celmembraan, Heel dun vlies, bepaalde stoffen kunnen hier doorheen
3
Slide 3 - Slide
4 rijken
Celkenmerken
Daarnaast hebben wel alle cellen gewoon celplasma en een celmembraan
Slide 4 - Slide
Vertakkingsschema
4 Rijken
Slide 5 - Slide
Wat heeft een cel van een plant WEL en cellen uit andere rijken NIET?
A
vacuole
B
celwand
C
celkern
D
bladgroenkorrels
Slide 6 - Quiz
Noem de 4 rijken
Slide 7 - Open question
Wat voor cel is het?
A
Schimmelcel
B
Bacteriecel
C
Dierlijke cel
D
Plantencel
Slide 8 - Quiz
Rechts zie je de 4 rijken staan. Sleep het juiste rijk naar de bijbehorende cel.
Dier
Plant
Schimmel
Bacterie
Slide 9 - Drag question
Het vertakkingsschema:
even herhalen
4 RIJKEN
Slide 10 - Slide
bacterien
Slide 11 - Slide
Bacterien zijn klein
Slide 12 - Slide
Delen
Bacterien planten zicht voort door zich te delen.
Dus van 1 naar 2.
Van 2 naar 4.
Van 4 naar 8.
Van 8 naar 16 etc.
Slide 13 - Slide
Schadelijke bacterien
Voedselbederf
Bacteriele infecties (antibiotica)
Ziek maken
Slide 14 - Slide
Nuttige bacterien
Maken van voedingsmiddelen Maken van medicijnen/enzymen (biotechnologie)
Dode resten opruimen (reducenten) Daarmee komen voedingsstoffen weer terug in de grond
Slide 15 - Slide
Bacteriën hebben een celkern
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
bacterien zijn eencellig
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Je kunt onderscheid maken tussen nuttige en schadelijke . Wanneer zijn bacterien nuttig voor de mens en de natuur? Er zijn 2 antwoorden goed.
A
Bij het bederven van voedsel
B
Bij het maken van voedingsmiddelen
C
Bij het opruimen van dode organismen
D
Bij het veroorzaken van ziekten
Slide 18 - Quiz
Dit staat al in je schrift
4 rijken
Slide 19 - Slide
Schimmelcel
Slide 20 - Slide
Nut van schimmels
Schadelijke schimmels
Slide 21 - Slide
Welke onderdelen zitten er in een schimmelcel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
schimmelcel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern
Slide 22 - Drag question
Wat heeft een schimmelcel niet?
A
Celwand
B
Bladgroenkorrels
C
Celkern
D
Celmembraam
Slide 23 - Quiz
Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel
Slide 24 - Quiz
Wat voor cel is nummer 1?
A
Schimmelcel
B
Bacteriecel
C
Dierlijke cel
D
Plantencel
Slide 25 - Quiz
Organen van een plant
Een plant heeft organen:
- wortels
- stengels
- bladeren
- (niet altijd) bloemen
Planten behoren tot het
"Rijk van de planten".
Slide 26 - Slide
Stam: Sporenplanten
Mossen:
Mossen zijn kleine plantjes, ze groeien in groepen bij elkaar.
Varens:
Varens herken je aan hun grote bladeren.
De bladrand is vaak ingesneden. Zo lijkt één blad uit allemaal kleine blaadjes te bestaan.
mossen
varens
Sporenplanten
Slide 27 - Slide
Sporenplanten
Kenmerken: - Geen bloemen
- Voortplanting door sporen
Voorbeelden:
- Mossen
- Varens
Slide 28 - Slide
Zaadplanten
De meeste planten die je kent zijn zaadplanten. Alle zaadplanten hebben bloemen. In de bloemen ontstaan zaden. Uit een zaad kan een nieuwe plant groeien.