Les 17 - opdrachten

Les 17 
Opdracht 1 t/m 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 17 
Opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Hoe is een tekst opgebouwd?
Inleiding: nieuwsgierig maken en onderwerp wordt duidelijk
Kern: grootste gedeelte van de tekst, waarin de schrijver het onderwerp van de tekst bespreekt
Slot: tekst wordt afgesloten met een conclusie, samenvatting, advies of een combinatie.


Slide 2 - Slide

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 3 - Quiz

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 5 - Quiz

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 6 - Quiz

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 7 - Quiz

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zin?
'Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.'
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.'
A
Gevolg
B
Aanleiding
C
Afweging
D
Anekdote

Slide 10 - Quiz

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.'
A
Aanleiding
B
Verklaring
C
Nuancering
D
Gevolg

Slide 11 - Quiz

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!'
A
Afweging
B
Oplossing
C
Definitie
D
Argument

Slide 12 - Quiz

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappe leider.'
A
Anekdote
B
Nuancering
C
Oorzaak
D
Definitie

Slide 13 - Quiz

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
'Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.'
A
Verklaring
B
Voorbeeld
C
Aanleiding
D
Nuancering

Slide 14 - Quiz

Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
A
Aanleiding
B
Definitie
C
Oplossing
D
Afweging

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig lezen 'Moet je niezen? Niet tegenhouden! 
en 
maak opdracht 3 
timer
8:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

1: alinea 1 aanleiding
alinea 2: analyse
alinea 3: uitleg
alinea 4: advies

Slide 18 - Slide


Slide 19 - Open question

Huiswerk
Maak van les 17 opd. 6 en 7

CP Nederlands:
Les 2, 3, 4, 17, 18 en 19 + Woorden les 17, 18 en 19

Slide 20 - Slide