Dit moet uiterlijk 19 december, anders deelt de docent je in.
Slide 2 - Slide
Leerdoelen ontleden (les 30)
Ik kan uitleggen wat redekundig ontleden is.
Ik kan de volgende zinsdelen herkennen in een zin: persoonsvorm; onderwerp; het werkwoordelijk gezegde; lijdend voorwerp; meewerkend voorwerp; bijwoordelijke bepaling.
Ik kan zelf zinnen maken met bovenstaande zinsdelen.
Ik kan uitleggen wat een samengestelde zin is.
Ik kan uitleggen wat de termen 'nevenschikkend' en 'onderschikkend' betekenen.
Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen herkennen en benoemen of het om een onder- of nevenschikking gaat.
Slide 3 - Slide
Noteer van onderstaande zin de pv, ow wg, lv, mv en bwb.
De bestuurder van een Porsche Cayenne heeft gistermiddag een ravage aangericht in het centrum van Utrecht.
Slide 4 - Open question
Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'fietsen'?
A
1
B
2
C
3
Slide 5 - Quiz
Aantal rollen van een werkwoord
Je gebruikt alleen de rollen
'iemand',
'iets',
'aan/voor iemand'
Het gaat om het minimale aantal rollen dat een werkwoord nodig heeft.
Voorbeelden:
trappen heeft twee rollen: IEMAND trapt IETS/IEMAND
fietsen heeft één rol: IEMAND fietst
geven heeft drie rollen: IEMAND geeft IETS aan IEMAND
Slide 6 - Slide
Aantal rollen van een werkwoord
De oude oma bereidt in haar keuken iedere dag een verse, gezonde maaltijd.
pv = bereidt
hoeveel rollen? 2 -> iemand bereidt iets
hoeveel zinsdelen? -> ow, lijdend voorwerp
wg = bereidt
lv= een verse, gezonde, maaltijd
mv= x
bwb= in haar keuken, iedere dag
Slide 7 - Slide
Aantal rollen van een werkwoord
Het aantal rollen dat een werkwoord heeft, vertelt jou hoeveel zinsdelen je gaat vinden / helpt bij het maken van een zin met gegeven zinsdelen
de zinsdelen onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp zíjn die rollen.
een persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde heeft iedere zin en horen niet bij de rollen.
de bijwoordelijke bepaling staat ook los van de rollen. Er kunnen 0, 1, 2, 3 en zelfs nog meer bwb's in een zin zitten.
Slide 8 - Slide
Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'poetsen'?
A
1
B
2
C
3
Slide 9 - Quiz
Maak een zin met daarin: pv, ow, wg, lv en bwb (tip: je zoekt dus een werkwoord met twee rollen + bedenk een bwb (tijd of plaats)
Slide 10 - Open question
Leerdoelen beeldspraak (les 20)
Ik kan uitleggen wat beeldspraak is en welke vormen van beeldspraak er zijn.
Ik kan verschillende vormen van metaforen herkennen en benoemen.
Ik kan zelf nieuwe vormen van beeldspraak vinden of bedenken en verwerken in een tekst die ik schrijf.
Slide 11 - Slide
Wat is het verschil tussen een vergelijking met een verbindingswoord en een zuivere metafoor?
Slide 12 - Open question
Is er in onderstaande zin sprake van een vergelijking met een verbindingswoord of van een zuivere metafoor. Met oudjaarsavond lijken sommige straten en pleinen wel een oorlogsgebied.
Slide 13 - Open question
Waarom gebruiken schrijvers, journalisten, columnisten enzv. beeldspraak, denk je?
Slide 14 - Open question
Van welk soort metafoor is sprake in onderstaande zin.
De bomen in het donkere bos fluisterden zijn naam.
A
zuivere metafoor
B
personificatie
C
synesthesie
Slide 15 - Quiz
Van welk soort metafoor is sprake in onderstaande zin.
De zoetheid van jouw zoenen is heerlijk.
A
zuivere metafoor
B
personificatie
C
synesthesie
Slide 16 - Quiz
Leerdoelen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden (les 35)
Ik kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden.
Ik kan spreekwoorden, zegswijzen en gezegden in een tekst herkennen en benoemen.
Ik kan de betekenis uitleggen van spreekwoorden, zegswijzen en gezegden die in de lijst staan die ik heb gekregen.
Ik kan spreekwoorden, zegswijzen en gezegden gebruiken in een tekst die ik schrijf.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 17 - Slide
Leerdoelen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden (les 35)
Het begrijpen en kunnen gebruiken van spreekwoorden, zegswijzen en gezegden verrijkt jouw taalgebruik.
Hierdoor kun je betere en misschien ook wel interessantere teksten schrijven, want je kent meer woorden om uiting te geven aan wat je bedoelt.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 18 - Slide
Wat zijn spreekwoorden, zegswijzen en gezegden?
Slide 19 - Mind map
Interactieve instructie
De overkoepelende term voor spreekwoorden, zegswijzen en gezegden is 'uitdrukkingen'
Slide 20 - Slide
Interactieve instructie - spreekwoorden
een korte uitspraak die een wijsheid of levensles bevat.
Neem de betekenis niet letterlijk, want spreekwoorden zijn figuurlijk bedoeld.
De formulering (de manier waarop je het zegt/schrijft) heeft een vaste vorm en die zin is onveranderbaar. Je kunt hem bijvoorbeeld niet in de verleden tijd zetten.
Slide 21 - Slide
Interactieve instructie - zegswijzen
Bevat geen wijsheid of levensles
Vorm van figuurlijk taalgebruik waarmee een situatie beeldend omschreven wordt (net als bij beeldspraak)
De formulering staat niet vast en past zich aan, aan de zin waar je hem in gebruikt.
Bijvoorbeeld: ik zat mooi met de gebakken peren toen mijn band lek was. Wat ook kan: zij zitten met de gebakken peren nu ze de laatste wedstrijd van het seizoen hebben verloren.
Slide 22 - Slide
Interactieve instructie - gezegdes
Een gezegde is een vorm van een zegswijze.
Een gezegde bevat geen werkwoord.
Het verschil is dat je een zegswijze aan de zin aanpast, maar een gezegde kun je niet van vorm veranderen.
Bijvoorbeeld: het geluid van de jankende hond ging door merg en been.
Slide 23 - Slide
Interactieve instructie
en zegswijze
Slide 24 - Slide
Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?
Ik zei nog zo tegen Abel: 'Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. '
A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde
Slide 25 - Quiz
Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?
Younes maakte op de valreep de winnende treffer voor zijn club.
A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde
Slide 26 - Quiz
Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?
Het lawaai op het feestje van Cleo liep de spuigaten uit.
A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde
Slide 27 - Quiz
Spreekwoordenlijst
In de studiewijzer onder de kopjes 'prestaties', 'hulpbronnen' en 'week 51' vind je een spreekwoordenlijst.
Je moet de spreekwoorden en hun betekenis kennen én juist toe kunnen passen in een zelfbedachte tekst.
Slide 28 - Slide
Kies drie van de spreekwoorden uit de spreekwoordenlijst. Maak zinnen met deze spreekwoorden, zorg dat uit de context blijkt wat de betekenis van het spreekwoord is.