H4: feiten meningen en argumenten

Nederlands 1-4
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Kleurenquiz
  3. Theorie: feiten, meningen en argumenten
  4. Zelfstandig werken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 1-4
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Kleurenquiz
  3. Theorie: feiten, meningen en argumenten
  4. Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Kleurenquiz
Je krijgt zo een aantal woorden te zien. In je schrift schrijf je op welke kleur bij het woord past.

Mondeling leg je uit waarom je hebt gekozen voor de kleur. Je geeft dus een argument!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

Er is onderzocht dat mensen verschillende kleuren kunnen aanwijzen voor een woord.

Slide 16 - Slide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening (standpunt):

Ik vind dat groen bij het woord woensdag past...

Slide 17 - Slide

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument (reden):

... omdat in het woord 'woensdag' ook de 'oe' zit net als in 'groen'. 

... omdat ik dat vroeger toen ik 8 was, heb bepaald. 

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
1 t/m 4 op blz. 96-100

Dit is huiswerk voor de les van maandag 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide