Cursus 1- §4 tegenargument en weerlegging- havo3



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik op §3 d.m.v. een filmpje
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik op §3 d.m.v. een filmpje
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je feitelijke en waarderende argumenten herkent en kun je argumentatiestructuren herkennen en gebruiken



Nu even een terugblik naar §3


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Hij doet dat door zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. 
 
Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen

Dat noemen we weerleggen of ontkrachten: met een weerlegging ontkracht je een argument of een tegenargument.

Slide 4 - Slide

Een tegenargument en een weerlegging (of ontkrachting ) daarvan worden vaak aangekondigd met signaalwoorden voor een tegenstellend verband, zoals daarentegen, echter, hoewel, maar en toch. 

Het tegenargument zelf herken je aan de signaalwoorden waaraan je ook argumenten herkent: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. 

Slide 5 - Slide

Hieronder volg het  fragment  uit een betoog van iemand die vindt dat leerlingen in de les naar muziek zouden moeten kunnen luisteren, als ze dat willen. 

Het fragment bestaat uit twee alinea’s. Elke alinea begint met een argument tegen het standpunt van de auteur. Vervolgens wordt dat argument weerlegd. De weerleggingen zijn in beide alinea’s onderstreept. 

Let ook op de signaalwoorden.

Slide 6 - Slide

[1] Van muziek in de klas wordt vaak gezegd dat het slecht is voor de concentratie. Daar heb ik echter nog nooit iets van gemerkt. Als wij van een docent weleens naar muziek mogen luisteren in de les, kun je – als je je koptelefoon even afdoet – gewoon een speld horen vallen: iedereen is met zijn werk bezig, ook de leerlingen die niet naar muziek luisteren, want zij worden niet door anderen afgeleid. (weerlegging)
Aan het einde van de les heeft bijna iedereen zijn huiswerk af.

Slide 7 - Slide

[2] Een ander veelgehoord argument tegen muziek in de klas is dat leerlingen er slechter door zouden gaan presteren. Maar ook daar blijkt niets van waar te zijn. Integendeel: uit veel onderzoeken blijkt dat muziek absoluut een positief effect heeft op je prestaties. (weerlegging)
 
Je ervaart minder stress door muziek en krijgt er een beter gevoel van. Hierdoor heb je meer – en langer – energie voor de dingen die je moet doen. (ondersteunende argumenten)

Slide 8 - Slide

 Nog een voorbeeld:
In de krant van vorige week werd het elektriciteitsverbruik van e-fietsen vergeleken met dat van wasmachines. De conclusie was: zo groen zijn e-fietsen niet. Het positieve energie effect van e-fietsen wordt zo echter wel erg makkelijk vergeten. Er zijn namelijk veel e-fietsers die energie besparen door hun auto, brommer of scooter niet te gebruiken.

Slide 9 - Slide

In een betoog wordt aan een argument of aan een tegenargument plus weerlegging soms een hele alinea gewijd. 
In dat geval is het signaalwoord voor een (tegen)argument niet altijd nodig

Wanneer een auteur meerdere argumenten geeft of meerdere tegenargumenten weerlegt, kan hij signaalwoorden voor een opsomming gebruiken.

Slide 10 - Slide

Tegenargument ontkracht je een standpunt
Met een weerlegging ontkracht je een argument

Slide 11 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 12 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 13 - Slide

Aan de slag

Slide 14 - Slide

Lees nu zelf nog eens goed de theorie met andere voorbeelden door op blz. 25 voordat je aan de opdrachten begint.

Maken:
 Cursus 1 § 4
Opdr. 1 in tweetallen op fluistertoon
opdr. 2 t/m 6 individueel
blz. 25 t/m28

Slide 15 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 16 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 17 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 18 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 19 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 20 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 21 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 22 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 23 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 24 - Slide

Aan de slag

Slide 25 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Maken:
met je IPad alle opdrachten van de cursus 'Meer dan lezen' § 1 herhaling leerjaar 2 hv
Klaar? Dan IPad in je tas en je gaat verder met je flexboek  cursus 1-§2
Voordat je met de opdrachten begint, bekijk je eerst de voorbeelden die in de theorie staan.

Blz. 11 opdr. 1-2-3-4
opdracht 2 op fluistertoon!


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

onder constructie- §3 Argumenteren: tegenargumenten, weerlegging

Slide 28 - Slide